Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7259/GB en R-20/7574/GB, 18 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7259/GB en  R-20/7574/GB             

Betreft (klaagster)       Datum 18 maart 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van (klaagster)

1. De procedure

R-20/7259/GB: de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 juni 2020 een voorstel tot deelname van klaagster aan een Penitentiair Programma (PP) afgewezen dan wel beslist, na schorsing van klaagsters deelname aan een PP, haar deelname aan een PP te beëindigen en haar terug te plaatsen in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum.

R-20/7574/GB: verweerder heeft op 14 juli 2020 het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing van 8 juni 2020, om haar deelname aan een PP te schorsen en haar terug te plaatsen in de gevangenis van de locatie Ter Peel, ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. I.K.J. van der Meer, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissingen.

Op de zitting van de beroepscommissie van 19 februari 2021 in de rechtbank te Utrecht is klaagster telefonisch gehoord. Klaagsters raadsvrouw en namens verweerder (selectiefunctionaris), bijgestaan door (…), waren ter zitting aanwezig. Ter zitting is nadere informatie bij verweerder opgevraagd. Op 25 februari 2021 is het reclasseringsrapport van 8 mei 2020 ontvangen en op 5 maart 2021 is een nadere reactie van de advocaat-generaal ontvangen. Deze stukken zijn naar klaagster en haar raadsvrouw gestuurd. Op 15 en 16 maart 2021 zijn nadere reacties met bijlagen van klagers raadsvrouw ontvangen. Deze zijn naar verweerder gestuurd.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken voornoemd.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Namens klaagster is het beroep aan de hand van een pleitnotitie als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

De positieve beslissing van 20 mei 2020 tot deelname van klaagster aan het PP is volgens de regels en zorgvuldig genomen. De selectiefunctionaris heeft destijds alle beschikbare informatie meegewogen, waaronder het advies van het Openbaar Ministerie (OM) van 14 april 2020, hoewel dat niet had gehoeven omdat er geen executie-indicator was geplaatst. De in dat advies genoemde te nemen maatregelen als geen vrijheden in het buitenland, internationale paspoortsignalering en elektronische controle (EC), zijn door de selectiefunctionaris als voorwaarden opgelegd. Klaagster heeft zich keurig aan alle voorwaarden gehouden in de korte periode dat zij buiten was, ook toen zij nog even niet was aangesloten op de EC. De directeur heeft dan ook geen reden gezien om (ex artikel 9 van de Penitentiaire maatregel (PM)) de selectiefunctionaris te verzoeken klaagsters deelname aan het PP te beëindigen. De systematiek van het penitentiaire recht laat niet toe dat de selectiefunctionaris te pas en te onpas de beslissing van de directeur zou kunnen doorkruisen. Om een beslissing tot deelname aan het PP terug te draaien moeten zwaarwegende argumenten worden aangedragen en die zijn er niet. Alle argumenten komen af van het OM dat niet wil dat klaagster faseert. In mei en juni 2020 kon nog geen rekening worden gehouden met een nieuwe strafzaak omdat die er nog niet was. Dat geldt ook voor de onlangs toegestuurde vordering tot het geheel achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van klaagster. De beroepscommissie heeft eerder al bepaald dat onzekerheid over het strafrestant niet aan detentiefasering van klaagster in de weg staat (RSJ 21 november 2018, R-1221). Er is niet stilgezeten en er is alles aan gedaan om voor elkaar te krijgen om het voortdurende delict te laten ophouden en de zoon van klaagster, M., naar Nederland te laten komen. Dat is nog niet gelukt en dat komt omdat dat in Nigeria niet kan. Klaagster heeft een advocaat in Nigeria gemachtigd om een procedure te starten, maar deze advocaat heeft deze week laten weten dat niet klaagster, maar haar ex-man de enige is die de procedure kan starten. Klaagster is dus onmachtig om de situatie in Nigeria en het voortduren van het delict te veranderen. Dit verweer zal ook worden gevoerd tegen de vordering tot intrekking van de VI. Klaagsters vechtscheiding loopt uit op een lange detentie voor haar.

Klaagster was buiten en verbleef thuis. Er is veel gebeurd. Er wordt leugen na leugen verteld. Deze procedure is in strijd met het internationale recht, dit is marteling. Klaagster snapt dat haar ex-man van alles probeert, maar zij verwacht dit niet van overheidsinstanties. Klaagster is moeder van nog drie kinderen op wie dit ook impact heeft.

Verzocht wordt het beroep tegen de bestreden beslissingen gegrond te verklaren. Voor de beslissing tot schorsing van de deelname van klaagster aan het PP geldt dat de wet een dergelijke beslissing niet kent.

Standpunt van verweerder

Vooreerst wordt verwezen naar het bericht van het OM, dat op 16 februari 2021 een vordering heeft ingediend tot het achterwege laten van de VI van klaagster. De selectiefunctionaris vraagt zich af of de behandeling van het beroep moet worden uitgesteld. Indien de VI achterwege wordt gelaten wordt het restant van 709 dagen bij de einddatum opgeteld en dit komt ook op de registratiekaart te staan. De vordering van het OM wordt behandeld op 8 maart 2021. Voor deelname aan een PP geldt een maximumstrafrestant. De situatie van klaagster komt er door deze vordering anders uit te zien. Terugplaatsing van klaagster in het PP kan op dit moment niet. De selectiefunctionaris snapt dat dit allemaal heel ongelukkig uitpakt voor klaagster, maar er moet gehandeld worden naar de informatie die er ligt.

Het klopt dat bij de beslissing tot deelname van klaagster aan een PP niet opnieuw advies is gevraagd aan het OM. Er lag een, ten behoeve van een vorig verzoek uitgebracht, negatief advies van het OM, waarin echter ook stond opgenomen dat indien er anders zou worden besloten er bijzondere voorwaarden dienden te worden gesteld. De beslissing tot deelname is zorgvuldig genomen. Het OM is echter teruggekomen op het advies dat er lag. De selectiefunctionaris moet dat nieuwe advies dan meenemen en de beslissing kunnen heroverwegen. Een gedetineerde moet gedurende de gehele periode van het PP aan de voorwaarden voldoen. Daarom is in eerste instantie besloten om de deelname van klaagster aan het PP te schorsen. De selectiefunctionaris heeft toen het OM advies kunnen bekijken en heeft een nieuwe beslissing genomen. De selectiefunctionaris kan altijd op een beslissing terugkomen. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het PP. Door actieve inzet van klaagster zou de terugkeer van haar zoon wel mogelijk zijn. Het voortdurend delict kan zo doorbroken worden. De selectiefunctionaris vraagt zich af waarom dat niet gebeurt en vindt dat kwalijk. Er wordt ter zitting nieuwe informatie door de raadsvrouw naar voren gebracht, dat de ex-man van klaagster voor de terugkeer van hun zoon zou kunnen zorgen, waar de selectiefunctionaris nog niks over kan zeggen. De selectiefunctionaris zal het OM de vraag voorleggen of er een standaard machtiging is die makkelijk is te ondertekenen en het OM vragen te reageren op de laatste informatie van de raadsvrouw.

3. De beoordeling

Klaagster is sinds 14 november 2017 gedetineerd. Zij ondergaat gevangenisstraffen van drie jaar en twee jaar en tien maanden wegens het onttrokken houden aan het gezag van zoon M. De (fictieve) einddatum van klaagsters detentie is ten tijde van de behandeling van het beroep ter zitting van de beroepscommissie bepaald op 24 april 2021.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Pm komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres; en

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers worden meegewogen.

In artikel 15 van de Pbw is, voor zover van belang, het volgende bepaald:

     (…)

•   2.Gedetineerden die hiervoor ingevolge artikel 4, vijfde lid, in aanmerking komen, kunnen in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan een penitentiair programma en daarbij voor de duur van het programma of een gedeelte daarvan onder elektronisch toezicht worden gesteld. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden voor deelname, bedoeld in artikel 4, derde lid, kan de deelname worden beëindigd.

•   3 Onze Minister is bevoegd tot plaatsing en overplaatsing als bedoeld in het eerste lid en tot het nemen van de beslissingen, bedoeld in het tweede lid. (…)

•   4 Onze Minister neemt bij de beslissingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, de aanwijzingen van het openbaar ministerie en van de autoriteiten die de straf of maatregel hebben opgelegd in aanmerking.

Klaagster is teruggeplaatst in de gevangenis, omdat het OM heeft aangegeven niet akkoord te gaan met haar deelname aan een PP en alsnog een advies wilde uitbrengen. Verweerder heeft het OM hiertoe in de gelegenheid gesteld en heeft op 8 juni 2020 besloten klaagsters deelname aan het PP te schorsen. Klaagster diende zich te melden in de locatie Ter Peel. Op 9 juni 2020 heeft het OM een negatief advies gegeven. Het OM acht weigeringsgronden van artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en artikel 7 van de Pm aanwezig. Op grond van het advies van het OM heeft de vrijhedencommissie op 15 juni 2020 het eerdere positieve advies herzien en een negatief advies uitgebracht. De reclassering, de toezichthouder en de casemanager bleven bij hun eerdere positieve advies. Verweerder heeft, gelet op het onderbouwde OM advies, besloten klaagsters deelname aan het PP te beëindigen en haar terug te plaatsen in de locatie Ter Peel.

R-20/7574/GB

De wet kent niet de mogelijkheid om in een tussenbeslissing tot schorsing van iemands deelname aan een PP te beslissen, de deelnemer terug te laten keren naar de Penitentiaire Inrichting (PI) om op een later moment definitief te beslissen tot beëindiging van de deelname aan het PP en terugplaatsing in de PI. De beslissing van verweerder van 8 juni 2020 is dan ook in strijd met de wet genomen en het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 14 juli 2020 zal gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal volstaan met vernietiging van die beslissing en verweerder niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, gelet op de beoordeling van beroep R-20/7259/GB.

R-20/7259/GB

Verweerder is op grond van de wet te allen tijde bevoegd te beslissen tot beëindiging van de deelname van betrokkene aan een PP, ook zonder voorafgaand advies van de directeur van de PI. Het plaatsen van een executie-indicator door het OM bij het aanbieden van een vonnis ter executie betekent dat het OM wil adviseren bij beslissingen omtrent het verlenen van vrijheden aan de veroordeelde. Maar ook zonder die executie-indicator dient verweerder door het OM uitgebrachte adviezen mee te wegen. Het OM ziet zwaarwegende bezwaren tegen klaagsters deelname aan een PP, vanwege haar veroordelingen voor een voortdurend delict en omdat klaagster, naar het oordeel van het OM, niet (volledig) meewerkt aan de terugkeer van zoon M. naar Nederland. Voorts is er volgens het OM sprake van risico op ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door klaagster gepleegde delict aanwezig. Klaagster heeft app-berichten verstuurd die door haar ex-man, de aangever, als ongewenst en intimiderend worden ervaren. Ook is volgens het OM het risico op onttrekken aan de voorwaarden groot. Het OM vreest dat indien klaagster Nederland zou kunnen verlaten en naar Nigeria kan vertrekken, de kans op de terugkeer van zoon M. naar Nederland zeer klein wordt.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid kunnen beslissen tot beëindiging van de deelname van klaagster aan haar PP en terugplaatsing in de locatie ter Peel. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart beroep R-20/7574/GB gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij verklaart beroep R-20/7259/GB ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven