Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0657/GA, 14 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/657/GA

betreft: [klager] datum: 14 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 maart 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij het huis van bewaring (h.v.b.) Zwaag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de locatie Zoetermeer is klager gehoord. De raadsman van klager is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De directeur van het h.v.b. Zwaag heeft schriftelijk
laten
weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen wegens voorhanden zijnde informatie over ontvluchtingsplannen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling
(l.a.a.) van de p.i. Overmaze te Maastricht;
b. verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de l.a.a. van de p.i. Overmaze te Maastricht.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft genoegen genomen met een verwijzing van de directeur naar een melding van het GRIP van september 2006, waaruit zou
blijken
dat klager vluchtgevaarlijk zou zijn. Dit bericht komt van de CIE. Klager is niets bekend over enig ontvluchtingsgevaar. De CIE noemt geen enkel concreet feit waaraan getoetst kan worden of er enig vluchtgevaar bestaat. In het strafrecht is een
CIE-melding enkel aanleiding voor onderzoek door de politie. De Hoge Raad en het EHRM hebben vastgelegd dat een dergelijke CIE-melding geen aanleiding kan vormen voor ernstige inbreuken op de rechten van burgers, met uitzondering van terroristische
misdrijven. Niet gebleken is van een dergelijk onderzoek door de directeur of het OM. Er wordt dan ook inbreuk gemaakt op de rechten van klager, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Er zijn hooguit aanwijzingen voor een onderzoek en dat
onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Er is niet gebleken van enige noodzakelijkheid tot het opleggen van een afzonderingsmaatregel. Klager vraagt zich af hoe het mogelijk is dat hij zal ontvluchten, gezien de strenge beveiliging. Klager vraagt zich
verder af waarheen hij zou moeten vluchten. Hij heeft een Nederlands paspoort. Zijn vrouw en kinderen zijn in Nederland. In Turkije heeft hij helemaal niets.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
a.
Blijkens de Circulaire van 28 juni 2002 met kenmerk 5172795/02/DJI van het Ministerie van Justitie heeft het GRIP als doel het optimaliseren van de samenwerking tussen het OM, de politie en de DJI door het verbeteren en kanaliseren van de
informatie-uitwisseling in het kader van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichtingen, waaronder het tegengaan van gevaar voor vlucht en het bevorderen van de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. Uit het rapport van 29 september
2006 van het GRIP komt naar voren dat ten aanzien van klager een ernstig vermoeden van ontvluchting bestaat. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur geen andere keuze had dan klager af te zonderen. Voor de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming is het noodzakelijk klager af te zonderen. Hetgeen door en namens klager in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing van de beklagrechter leiden. Het beroep van klager zal wat betreft dit
onderdeel ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c, Pbw dient de directeur bij verlenging van een afzonderingsmaatregel, klager te horen. Gebleken is dat klager niet is gehoord. Gelet hierop dient het beroep in zoverre formeel gegrond te worden verklaard. Om
de hiervoor onder a vermelde redenen zal het beroep voor het overige ongegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag formeel gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog formeel gegrond. Voor het overige verklaart zij het beroep ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven