Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20283/SGA, 12 maart 2021, schorsing
Uitspraakdatum:12-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/20283/SGA

               

Betreft [verzoeker]

Datum 12 maart 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 28 januari 2021 beslist de invoer van goederen tijdelijk te stoppen.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk nm2021-384).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Verzoeker stelt dat de directeur eind januari de invoer van goederen heeft stopgezet, maar dat er nog steeds geen duidelijkheid is over wanneer er weer goederen kunnen worden ingevoerd.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat op 1 januari 2021 de Landelijke regeling voorwerpen op cel is aangescherpt. Volgens de directeur is er daarom sprake van een algemene regel die voor alle gedetineerden geldt en die niet strijdig is met hogere wet- en regelgeving. De directeur geeft aan dat alle gedetineerden in de PI Nieuwegein hierover op 28 januari 2021 schriftelijk zijn geïnformeerd. De aangescherpte regeling houdt in dat van elk type voorwerp een bepaald aantal op een cel aanwezig mogen zijn, waardoor de cellen overzichtelijk zijn en de orde en veiligheid in de PI kan worden gewaarborgd. De directeur geeft aan dat in de brief is opgenomen dat het de eigen verantwoordelijkheid van gedetineerden is dat hun cel aan de regeling voldoet. Voorwerpen die op grond van de nieuwe regeling niet (langer) zijn toegestaan moeten zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Omdat volgens de directeur is gebleken dat er meer persoonlijke goederen werden uitgevoerd dan gebruikelijk, zijn er schema’s per afdeling gemaakt voor de uitvoer van goederen en is de invoer van nieuwe goederen tijdelijk stopgezet, met uitzondering van de invoer voor nieuwe gedetineerden. De directeur stelt verder dat deze week een start wordt gemaakt met de inventarisatie van de persoonlijke voorwerpen op cel, de zogenaamde nulmeting. Door een ernstig geweldsincident, meerdere covid-19 besmettingen en de lockdownmaatregelen heeft de nulmeting vertraging opgelopen, aldus de directeur. Naar schatting zal de nulmeting over twee weken zijn afgerond en kan de invoer, na de administratieve verwerking van de nulmeting, waarschijnlijk binnen afzienbare tijd weer plaatsvinden.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Hoewel de Landelijke regeling voorwerpen op cel een landelijke regeling betreft, en daarmee geldt voor alle gedetineerden, betreft de beslissing van de directeur om de invoer van goederen tijdelijk stop te zetten een jegens verzoeker genomen beslissing. Verzoeker wordt door het (tijdelijk) stopzetten van de invoer van goederen immers direct in zijn persoonlijk belang geraakt. Om die reden kan verzoeker kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek. Echter, gelet op het tijdelijke karakter van het stopzetten van de invoer van spullen, de mededeling van de directeur dat de invoer binnen afzienbare tijd zal worden opgestart en niet is gebleken dat verzoeker door de beslissing van de directeur ernstig in zijn belangen is getroffen, kan de beslissing van de directeur – nog steeds voorlopig oordelend – niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 12 maart 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven