Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1411/GV, 25 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1411/GV

betreft: [klager] datum: 25 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft het CJIB aangeschreven voor een (betalings)regeling. Klager werd uitgenodigd voor een
hoorzitting op 8 mei 2007 bij het CJIB. Klager heeft hiervoor een verlofaanvraag ingediend, die de inrichting naar het bureau selectiefunctionarissen heeft verzonden. Deze aanvraag is overigens pas op 21 mei 2007 door de inrichting doorgezonden. De
aanvraag is afgewezen. Het grijpt klager zeer aan dat hij geen gebruik mag maken van de mogelijkheid om samen met zijn baas naar de hoorzitting van het CJIB te gaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft het aanbod om telefonisch te worden gehoord afgewezen. Het is niet noodzakelijk voor klager om aanwezig te zijn bij de hoorzitting van het CJIB. Klager kan zich desgewenst
laten vertegenwoordigen door een raadsman.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht. De directeur van de penitentiare inrichting Nieuw Vosseveld te Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd in verband met een veroordeling tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De duur van de detentie bedraagt 5 maanden. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis te ondergaan van 29 maanden op grond van
de
wet Ter Wee, en eventueel 21 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Vooralsnog is de einddatum van klagers detentie 1 februari 2010.

Op grond van artikel 21, eerste lid van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd in verband met het bijwonen van een hoorzitting bij het CJIB op 8 mei 2007. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat het noodzakelijk is deze zitting bij te wonen. Reeds om deze
reden is de beslissing van de Minister niet onredelijk of onbillijk.
Uit de stukken komt tevens naar voren dat klager zich in de periode van 28 mei 2002 tot 21 augustus 2002 en van 6 december 2004 tot 18 november 2006 heeft ontrokken aan zijn detentie. De beroepscommissie is van oordeel dat deze onttrekkingen een forse
contra-indicatie vormen voor het toekennen van incidenteel verlof en gelet op artikel 4 onder a van de Regeling een afwijzing van de aanvraag voor verlof rechtvaardigen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 25 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven