Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20195/SGA, 8 maart 2021, schorsing
Uitspraakdatum:08-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20195/SGA                   

Betreft verzoeker        Datum 8 maart 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 2 maart 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege betrokkenheid bij een vechtpartij, ingaande op 2 maart 2021 om 14.15 uur en eindigend op 16 maart 2021 om 14.15 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker ontkent dat hij een medegedetineerde heeft geslagen. Hij stelt dat hij onterecht is bestraft.

Aan verzoeker is bovengenoemde straf opgelegd, omdat hij betrokken geweest zou zijn bij een vechtpartij. Dit zou zowel door het personeel als medegedetineerden zijn waargenomen. Uit het bijgevoegde schriftelijke verslag en de reactie van de directeur (waarin de camerabeelden uitvoeriger dan in het schriftelijk verslag zijn beschreven) blijkt dit echter niet. Waargenomen is onder meer dat verzoeker de cel van een medegedetineerde in gaat, dat hij daaruit wordt getrokken door de celgenoot van de medegedetineerde en dat de medegedetineerde als hij zijn cel verlaat zijn shirt rechttrekt, omdat dit halverwege zijn rug zit. Hoewel het waargenomen gedrag van verzoeker (ook voordat hij de cel betrad en nadat hij de cel verliet) opvallend en verdacht is, blijkt uit de stukken niet dat sprake is geweest van een vechtpartij.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de beslissing van de directeur onvoldoende gemotiveerd, nu uit de stukken onvoldoende aannemelijk is geworden dat er daadwerkelijk een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter zal het verzoek toewijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 8 maart 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven