Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5445/GA, 11 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5445/GA

            

Betreft [Klager]

Datum 11 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet goed verlopen van zijn bezoek.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 15 november 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (IJ-2019-925). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is een paar keer niet goed gelopen met klagers bezoek. Het ging hier over het wekelijks bezoek op 10 oktober 2019, waarbij klager niet werd opgeroepen ondanks het feit dat klager op de lijst stond. Op 24 of 31 oktober 2019 stond klager ook op de lijst voor bezoek, maar is zijn bezoek weggestuurd. Klager wil het beroep graag mondeling toelichten.

 

Standpunt van de directeur

Het klaagschrift ziet ingevolge klagers beroepschrift op de bezoekmomenten van 10, 24 en 31 oktober 2019. Voor wat betreft het bezoekmoment van 10 oktober 2019 is het klaagschrift niet binnen de termijn van zeven dagen ingediend, waardoor klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Omtrent het bezoekmoment van 24 oktober 2019 merkt de directeur op dat dit wegens het tijdsbestek lastig is te onderzoeken. Om die reden heeft de directeur aan klager ter compensatie een extra bezoekmoment dan wel een financiële tegemoetkoming aangeboden. Klager heeft de aangeboden compensatie niet aanvaard en wenste bezoek zonder toezicht. De directeur heeft dit afgewezen, nu dit niet in verhouding staat tot de aard van de klacht. Nu jegens klager van de zijde van de directie in voldoende mate excuses zijn gemaakt en hem een passende compensatie is aangeboden, acht de directeur het toekennen van een tegemoetkoming thans niet meer op zijn plaats, onder verwijzing naar RSJ 21 maart 2011, 10/2600/GA en RSJ 3 juni 2019, R-18/2439/GA. Het bezoekmoment van 31 oktober 2019 heeft zich voorgedaan ná indiening van het klaagschrift, om welke reden klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Klager is door de beklagrechter niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat hij geen datum heeft genoemd wanneer het bezoek niet goed zou zijn verlopen. Het klaagschrift voldeed daarmee niet aan de vereisten van artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie constateert dat het beroepschrift een nadere concretisering van het klaagschrift behelst. Klager geeft aan dat het bezoek niet goed is verlopen op 10 oktober en 24 of 31 oktober 2019. 

 

Klager kan echter alsnog niet worden ontvangen in zijn beklag ten aanzien van het bezoekmoment van 10 oktober 2019, nu ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dit beklagonderdeel niet tijdig is ingediend. Klager kan eveneens niet worden ontvangen in zijn beklag ten aanzien van het bezoekmoment van 31 oktober 2019, nu dit bezoekmoment ten tijde van het instellen van het beklag op 24 oktober 2019 nog moest plaatsvinden. Ten aanzien van het bezoekmoment van 24 oktober 2019 zal de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in zijn beklag.

 

De beroepscommissie zal om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie inhoudelijk op dit beklagonderdeel beslissen.

 

Inhoudelijk

Nu volgens de directeur niet meer is na te gaan of het bezoek van 24 oktober 2019 daadwerkelijk niet goed is verlopen en de directeur de klacht niet heeft weersproken, dient aan klager in dit geval het voordeel van de twijfel te worden gegeven. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beklag in zoverre gegrond verklaren.

 

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat ten aanzien van voornoemd bezoekmoment klager compensatie is aangeboden in de vorm van een extra bezoekmoment dan wel een financiële tegemoetkoming. Klager heeft dit afgewezen, omdat hij bezoek zonder toezicht wenste. Nu aan klager al een passende compensatie is aangeboden, die door hem echter niet is aanvaard, acht de beroepscommissie het toekennen van een tegemoetkoming thans niet meer op zijn plaats.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het bezoekmoment van 24 oktober 2019 gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklagonderdeel en verklaart dit beklagonderdeel gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 11 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven