Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4445/GA, 17 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4445/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 17 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de insluiting op 11 april 2019 wegens een spitactie en visitaties op bepaalde afdelingen, waardoor klager geen avondrecreatie heeft gehad en geen gelegenheid heeft gekregen om te koken;

b.  het afsluiten van de telefoonverbindingen gedurende de spitactie en visitaties;

c.  het niet tijdig uitreiken van medicatie.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 8 augustus 2019 de klachten ongegrond verklaard (DC-2019-272 en DC-2019-273). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers gemachtigde, […] (Meldpunt Vreemdelingendetentie) heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij overweegt de beroepscommissie dat voor een insluiting als in onderhavig geval de wet niet voorschrijft dat hiervan een schriftelijke beslissing dient te wordt uitgereikt. Artikel 58, eerste en tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door de directeur schriftelijk aan de gedetineerde moeten worden meegedeeld. De celinspectie op grond van artikel 34 van de Pbw valt hier niet onder. De stelling dat geen sprake is van een duidelijke informatievoorziening omdat er geen beschikking is toegevoegd aan de stukken gaat dan ook niet op. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

De beroepscommissie overweegt dat klager later op de avond zijn medicatie heeft ontvangen.  Nu de medicatie incidenteel later is uitgereikt en de medische dienst heeft bekeken van welke medicatie de uitreiking strikt noodzakelijk was ten tijde van het reguliere uitreikmoment, is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval niet gebleken van een schending van de zorgplicht van de directeur op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a, van de Pbw. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder b. en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder a. en c. met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 17 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven