Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6797/TA, 16 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6797/TA

               

Betreft [klager]

Datum 16 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.  de verlenging van de eerder aan klager opgelegde separatiemaatregel op 27 augustus 2019 en het verder voortduren van deze maatregel (RV2019/000257);

b.  het niet tijdig uitgereikt krijgen van de schriftelijke mededeling van de verlenging van de separatiemaatregel op 24 september 2019 (RV2019/000321);

c.  een afzonderingsmaatregel op 11 oktober 2019 (RV2019/000386) en

d.  een separatiemaatregel van 15 november 2019 en het verlengen van deze maatregel op  19 november 2019 (RV2019/000528).

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 21 april 2020 beklag a., c. en d. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.G. van den Biezenbos, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager handhaaft zijn bezwaren, zoals deze naar voren zijn gebracht in zijn ingediende klaagschriften, alsmede zijn standpunten zoals naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling. Klager is inzake beklag a. van mening dat het verlengen van de separatiemaatregel en het ook daarna laten voortduren daarvan onredelijk, onbillijk en disproportioneel is. Het feit dat klager niet goed kan worden ingeschat door sociotherapie kan hem niet worden verweten. Klager is immers geestesziek. Inzake beklag c. is klager van mening dat zijn houding en gedrag het opleggen van een separatiemaatregel en afzonderingsmaatregel niet rechtvaardigen. Dit geldt ook inzake beklag d. Klager vertoont weerstand in zijn gedrag door zijn zwakke, mentale toestand. Er is sprake van onmacht, maar niet van onwil. Klager heeft dermate lang in afzondering verbleven dat reeds uit dit tijdsverloop volgt dat sprake is van disproportionaliteit.

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling wenst op te merken dat de raadsman beroep heeft ingesteld tegen het niet voorafgaand horen bij de oplegging van de afzonderingsmaatregel van 27 september 2019 en het niet horen voorafgaand aan de verlenging van de separatiemaatregel van 19 november 2019. Klager heeft echter op 6 februari 2020 de klachten hieromtrent ingetrokken. Klager dient dan ook in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard in beroep. Voor het overige wordt verwezen naar de ingediende verweerschriften en de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling

Klagers raadsman geeft in zijn beroepschrift aan beroep in te stellen tegen – onder meer – het niet horen voorafgaand aan de oplegging van de afzonderingsmaatregel op 27 september 2019 en het niet horen voorafgaand aan de oplegging van de separatiemaatregel op 19 november 2019.

De beroepscommissie constateert echter dat de uitspraak van de beklagcommissie niet ziet op deze twee punten en dat – zoals volgt uit de inlichtingen van de instelling – klager de klachten (bekend onder andere RV-nummers dan waartegen in de onderhavige zaak beroep is ingesteld) die zien op bovengenoemde punten, op 6 april 2020 heeft ingetrokken. De beroepscommissie laat deze twee punten in beroep dan ook verder buiten beschouwing.

Beklag a., c. en d:

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a., c. en d. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.:

Op grond van artikel 54, eerste lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) ontvangt de verpleegde onverwijld een schriftelijke en met redenen omklede mededeling van een separatiemaatregel. In de memorie van toelichting bij artikel 54 staat onder meer het volgende: ¨(…) De gevallen waarin aan TBS-gestelden onverwijld een schriftelijke, gemotiveerde mededeling moet worden verstrekt zijn dezelfde als de gevallen waarin TBS-gestelden vooraf gehoord dienen te worden. (…)¨.

Het hoorrecht is geregeld in artikel 53 van de Bvt. In de memorie van toelichting bij dit artikel staat onder meer het volgende: ¨(…) Tegen een schending van het hoorrecht staat geen afzonderlijk beklag open; het betreft hier een formeel recht. Een dergelijke schending kan er wel toe leiden dat het beklag tegen de beslissing waaromtrent betrokkene vooraf had moeten worden gehoord door de beklag- of beroepscommissie gegrond wordt geacht¨.

Gezien de relatie die de wetgever blijkens de vermelde passages uit de memorie van toelichting legt tussen het hoorrecht en het recht op een schriftelijke mededeling, staat naar het oordeel van de beroepscommissie ook tegen een schending van laatstbedoeld recht geen afzonderlijk beklag open. Gelet op het vorenstaande had de beklagcommissie klager om die reden niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., b., c. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden inzake beklag b.

Deze uitspraak is op 16 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

 

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven