Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1294/GV, 19 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1294/GV

betreft: [klager] datum: 19 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de locatie Maashegge had klager de schijn vrijwel direct tegen zich. Bewaarders [A]
en [B] hadden blijkbaar vernomen dat één van de redenen voor klagers overplaatsing was dat hij een medewerker in de vorige inrichting had bedreigd. De omgang met bewaarders [A] en [B] verliep stroef. Met ander personeel had klager een goed contact.
Klager is op verschillende meerpersoonscellen geplaatst. Klager had niets van doen met incidenten die hebben plaatsgevonden. Bewaarders [C] en [D] vonden dat klager zich goed heeft gedragen en vroegen hem of hij op proef reiniger wilde worden. Klager
heeft meer dan zijn best gedaan. De zondag daarop hadden [A] en [B] weer dienst. Eén van de tijdelijke bewaarders [E] kwam naar hem toe en zei hem dat hij geen reiniger meer was. Klager was erg verbaasd. Op dat moment hadden alleen [E], [A] en [B]
dienst. [E] zei dat hij al drie weken niet had gewerkt en dat hij alleen iets doorgaf wat het ‘team’ zojuist besloten had. [A] en [B] waren er al op tegen dat klager als reiniger werkte en grepen hun kans om klager op zijn laatste proefdag te ontheffen
uit de functie van reiniger. Bewaarster [F] heeft bewust de confrontatie met klager gezocht op een bezoekersdag met schoolkinderen. Hem is meerdere keren geen schone was verstrekt. Het toeval wil dat alle standaard maandrapportages worden geschreven
door en/of worden doorsproken met [A], [B] of [F] Tijdens zijn verblijf van circa drie en een halve maand heeft hij geen enkel rapport of disciplinaire straf gekregen. Met verbazing en teleurstelling heeft klager gelezen dat zijn verlofaanvraag is
afgewezen omdat hij zich schijnbaar niet kan gedragen. Ook zijn familie, die ziet dat hij zo zijn best doet, is de dupe van dit soort onrechtvaardigheid. Klager hoopt dat hij op korte termijn alsnog met verlof mag en niet weer acht weken hoeft te
wachten zoals de selectiefunctionaris stelt. Klager betreurt het dat de selectiefunctionaris weinig begrip heeft voor de positie, waarin een gedetineerde verzeild kan raken bij een conflict met een bewaarder. De rapportage van een bewaarder wordt al
vrij snel als de waarheid aangemerkt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Eerder verbleef klager in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge. Bij terugkomst van verlof scoorde hij positief op het gebruik van softdrugs. Bij het aanzeggen hiervan reageerde klager zeer imponerend en denigrerend naar het personeel.
Hierop is besloten om hem ter herselectie te plaatsen in het huis van bewaring (h.v.b.). Ook gedurende zijn verblijf in het h.v.b. laat zijn gedrag sterk te wensen over. Hij is steeds grensverleggend bezig en zoekt confrontaties met het personeel.
Klager stelt dat een aantal personeelsleden hem ‘zoekt’ en dat er op hem niets aan te merken valt. Voor zover in de locatie Maashegge bekend is, heeft klager zich niet echt beklaagd over het personeel bij de directeur of de commissie van toezicht.
Daarbij mag worden aangenomen dat de directeur zijn oordeel over verlof niet slechts baseert op de mening van enige personeelsleden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het h.v.b. Maashegge heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zutphen heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 3 jaar en 185 dagen met aftrek, wegens afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 april 2008. Aansluitend dient hij eventueel subsidiaire hechtenis van negentien dagen te
ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager verbleef in een b.b.i. en is na terugkeer van een regimair verlof positief bevonden op het gebruik van softdrugs. Vervolgens heeft klager een dreigende houding aangenomen naar een p.i.w.-er. Als gevolg hiervan is klager teruggeplaatst naar het
h.v.b., waar hij negatief gedrag vertoont naar personeel en medegedetineerden.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een zodanige contra-indicatie vormen voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter,
mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 juni 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven