Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7661/GA, 27 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7661/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 27 april 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering hem een nieuwe casemanager toe te wijzen.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden heeft op 24 juli 2020 de klacht als ingetrokken beschouwd (LW-2020-287).

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Leeuwarden (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Door het personeel is klager medegedeeld dat hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag. Klager wenst alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag, nu de RSJ eerder heeft bepaald dat een gedetineerde het recht heeft om een vertrouwensbreuk uit te spreken tegen een vertrouwenspersoon die werkzaam is binnen een PI. De inrichting dient dan per direct een nieuwe vertrouwenspersoon aan te wijzen.

Een casemanager regelt zaken van een gedetineerde met betrekking tot onder andere de detentie, fasering, vrijlating, werk en woning. Al deze cruciale zaken kan klager sinds 20 mei 2020 – het moment waarop klager de vertrouwensbreuk heeft uitgesproken en de inrichting heeft geweigerd hem een nieuwe casemanager toe te wijzen – niet regelen. Daarbij bepaalt klager of er een vertrouwensbreuk is en niet de vertrouwenspersoon, de directeur of een commissie.

In tegenstelling tot wat de directeur stelt, worden horizontale overplaatsingsverzoeken wel behandeld. Potentieel moet klager door het handelen van de casemanager minstens twee maanden langer in een gesloten inrichting zitten. Klager verzoekt daarom om een tegemoetkoming van €50,- (€25,- per maand) voor het niet toewijzen van een nieuwe casemanager, onder verwijzing naar RSJ 29 augustus 2018, R-295 en R-648 en RSJ 18 december 2018, R-18/1683/GB.

 

Standpunt van de directeur

Door klager is aangevoerd dat hij op 24 juli 2020 door het personeel is geïnformeerd over de uitspraak inzake zijn beklag. Het personeel is daarentegen niet aanwezig bij de zitting, krijgt niet op voorhand een uitspraak en heeft klager dan ook niet kunnen informeren over de uitspraak. Het laat dan ook zien dat klager zelf een inschatting heeft gemaakt voor wat betreft de besluitvorming van de beklagcommissie. Deze opvatting wordt nog eens versterkt doordat klagers beroepschrift dateert van 24 juli 2020, terwijl hij de schriftelijke uitspraak omstreeks 29 juli 2020 heeft ontvangen.

De directeur bestrijdt dat sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk met de aan klager toegewezen casemanager. De door klager geschetste aanleiding tot de door hem uitgesproken vertrouwensbreuk is gelegen in de tijdelijk gewijzigde omstandigheden betrekking hebbende op het indienen van een verzoek tot horizontale overplaatsing. Het toewijzen van een andere casemanager zal in dit geval niet leiden tot een wijziging ten aanzien van de uitvoering van het tijdelijk beleid omtrent verzoeken tot overplaatsing. De casemanager handelt namelijk in overeenstemming met het namens de Minister uitgedragen beleid ten tijde van de opgelegde coronamaatregelen. Een weigering tot voortzetting van het contact met zijn casemanager komt voor rekening van klager zelf. Daarbij wordt slechts in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot wijziging van een casemanager toegewezen. In klagers geval is daar geen sprake van.

 

3. De beoordeling

Klager heeft op 25 mei 2020 een klacht bij de beklagcommissie ingediend, die ter zitting van 24 juli 2020 zou worden behandeld. De beklagcommissie heeft de klacht als ingetrokken beschouwd. Klager kan in zijn beroep worden ontvangen, nu de beroepscommissie de beslissing om de klacht als ingetrokken te beschouwen gelijk stelt met een uitspraak van de beklagcommissie waartegen op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselwet (Pbw) beroep open staat.

De Pbw bevat geen voorschriften voor het intrekken van klachten. Intrekking is wel mogelijk. Uit het oogpunt van een goede procesorde is dan wel vereist dat klager bewust afstand van de verdere behandeling van het beklag doet. Naar het oordeel van de beroepscommissie betekent dit, om misverstanden te voorkomen, dat de intrekking schriftelijk geschiedt (vgl. RSJ 13 december 2016, 16/2708/GA).

De beklagcommissie heeft de klacht als ingetrokken beschouwd op grond van het feit dat klager niet ter zitting wilde verschijnen en hij geen (schriftelijk) verzoek heeft gedaan om buiten zijn aanwezigheid op de klacht te beslissen. Van een schriftelijke intrekking waaruit volgt dat klager bewust afstand heeft gedaan van verdere behandeling van het beklag is echter geen sprake. Gelet hierop is geen sprake van een rechtsgeldige intrekking van het beklag. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de zaak zal worden teruggewezen naar de beklagcommissie teneinde te oordelen over het hier aan de orde zijnde beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de beklagcommissie om de klacht als ingetrokken te beschouwen. Zij wijst de zaak terug naar de beklagcommissie bij de PI Leeuwarden teneinde op de klacht te beslissen.

 

 

Deze uitspraak is op 27 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven