Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8022/GB, 25 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8022/GB

Betreft [klager]

Datum 25 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 september 2020 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met zes maanden te verlengen.

Klagers raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De voorzitter van de beroepscommissie heeft klager, en […] en […], namens verweerder, gehoord op de zitting van 11 december 2020 in de PI Vught. Klagers raadsvrouw was verhinderd. Klager is ermee akkoord gegaan dat hij werd gehoord zonder aanwezigheid van zijn raadsvrouw en dat er een verslag van horen zou worden opgemaakt. Als toehoorder was […], lid van de RSJ, aanwezig.

De beroepscommissie heeft een verslag van horen aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden en hen in de gelegenheid gesteld om daarop schriftelijk te reageren. Op 26 januari 2021 is een reactie van klagers raadsvrouw ontvangen, die naar verweerder is toegezonden.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is na zijn aanhouding op 4 maart 2020 op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) geplaatst, waarna hij op 6 april 2020 in de EBI is geplaatst. De reden daarvoor is hem niet duidelijk. De veiligheidsmaatregelen in de EBI ervaart klager als zwaar en ingrijpend. Het regime valt hem in het bijzonder zwaar aangezien hij eerst werd behandeld als patiënt in een tbs-kliniek en hij nu allerlei veranderingen en onzekerheid ondervindt. Klager is gebaat bij een regime waarin hij weet wat hem staat te gebeuren. Het dagprogramma in de EBI verandert eens in de zoveel weken terwijl in het kader van behandelperspectief voorspelbaarheid juist belangrijk is.

Klager is nooit agressief geweest naar medepatiënten, medegedetineerden, bewaarders of behandelaren. Hij is rustig, werkt mee en wordt niet als gevaarlijk of agressief getypeerd. Ook in de PI Vught doen zich geen problemen voor. De verlengingsadviezen zijn niet naar waarheid geschreven. Er wordt onjuiste informatie ten grondslag gelegd aan de plaatsings-/verlengingsbeslissingen. Klager wordt gevaarlijker weggezet dan hij daadwerkelijk is en hij wil dat het beeld van hem wordt aangepast.

Er is ook niet gebleken dat er aanwijzingen zijn dat er nog altijd sprake zou zijn van een zodanig verhoogd vluchtgevaar of enige andere omstandigheid dat dit een nog langere duur in de EBI rechtvaardigt. Het kan klager niet tot in lengte van dagen worden verweten dat hij is ontvlucht uit een tbs-kliniek. De noodzaak voor zijn verblijf in de EBI is niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Onvoldoende is onderbouwd dat niet met een lichter regime zou kunnen worden volstaan. De verlengingsbeslissing lijkt niet anders gemotiveerd te zijn dan de oorspronkelijke beslissing om klager op de BPG-afdeling en daarna in de EBI te plaatsen.

Standpunt van verweerder

Klager heeft een omvangrijk strafblad. Hij heeft zich vanaf 2005 meerdere keren onttrokken aan detentie, door te ontsnappen of door niet terug te keren van verlof. Ook deed hij meerdere vluchtpogingen. Hij had sinds 2017 de status extreem vlucht- en beheersgevaarlijk (EVBG). Tijdens zijn verblijf op een EVBG-afdeling is bij hem een ijzerzaagje aangetroffen. Na twee eerdere ontvluchtingen uit een tbs-kliniek is klager preventief ingesloten vanwege een strafbaar feit. Eenmaal betrof dit een afpersing, de tweede keer pleegde klager op de dag van zijn ontvluchting twee roofovervallen.

Op 1 maart 2020 is klager samen met een medepatiënt op gewelddadige wijze uit FPC De Kijvelanden te Poortugaal ontsnapt. Het personeel is daarbij bedreigd met vuurwapens en een mes. Tijdens de ontsnapping is er geschoten en zijn beiden met een taxibusje gevlucht, waarbij mogelijk ook nog is geschoten op omstanders. De politie heeft het busje tot stoppen gedwongen. Klager en zijn medepatiënt zijn te voet verder gevlucht. Op een nabijgelegen bedrijventerrein heeft de politie klagers medepatiënt neergeschoten.

Het Operationeel Overleg heeft aan klager een extreem hoog risicoprofiel toegekend, vanwege ontvluchtingsgevaar en mediagevoeligheid. Klager staat op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico. Het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) heeft geen afzonderlijk rapport opgesteld ten behoeve van de bestreden beslissing, omdat klager na zijn plaatsing in de tbs-kliniek in 2017 niet meer bij het GRIP onder de aandacht is geweest.

Klager is in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen de verlengingsbeslissing kenbaar te maken, maar hij heeft aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken. De selectieadviescommissie (SAC) heeft op 3 september 2020 unaniem positief geadviseerd ten aanzien van de verlengingsbeslissing van klagers verblijf in de EBI. Hiertoe heeft de SAC overwogen dat sprake is van meerdere ontvluchtingspogingen en een recente, gewelddadige ontvluchting. Bij deze laatste ontvluchting is klager direct overgegaan tot het opnieuw aanwenden van geweld en het plegen van strafbare feiten. Er is sprake van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico voor wat betreft het recidivegevaar voor ernstige geweldsincidenten. Er is sprake van risico’s die vallen onder het a- en b-criterium van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

Klager heeft (op niet-structurele basis) contact met het psycho-medisch overleg. Niet is gebleken dat hij meer zorg nodig heeft dan hem nu wordt geboden. Klager zal op termijn weer in een tbs-kliniek worden geplaatst, maar op dit moment is hij in de eerste plaats preventief gehecht. Het belang van behandeling in een tbs-setting is hiermee naar de achtergrond verschoven.

Gelet op klagers eerdere ontvluchtingspogingen, de gewelddadige wijze waarop hij de laatste keer is ontvlucht en de aard van zijn delicten, dient het belang van de maatschappij in dit geval te prevaleren boven klagers persoonlijke belang ten aanzien van de voorspelbaarheid van het dagprogramma en een behandeling in een tbs-kliniek. Daarnaast is klager op alle afdelingen binnen het gevangeniswezen, met de EBI als uitzondering, in staat contact te houden met medegedetineerden. Deze medegedetineerden kunnen, indien nodig, contacten met derden voor klager onderhouden. Het risico dat klager opnieuw een ontsnappingsplan zal opzetten en uitvoeren is hierdoor sterk aanwezig. Daarom dient klager in een regime te worden geplaatst waarin zijn contacten met zowel de buitenwereld als medegedetineerden optimaal en nauwlettend kunnen worden gemonitord. Dat kan alleen in de EBI.

3. De beoordeling

De EBI is aangewezen als huis van bewaring (HVB) en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

Op grond van artikel 6 van de Regeling, kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:

a.  een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;

b.  bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is; of

c.  een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen.

In artikel 26 van de Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht moeten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en bij de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke zes maanden daarna.

Klager is sinds 19 mei 2009 gedetineerd. Hij heeft sindsdien in verschillende inrichtingen en tbs-klinieken verbleven. Hij verblijft sinds 6 april 2020 in de EBI.

Uit het dossier komt naar voren dat klager zich tijdens zijn detentie en tbs-maatregel meermaals succesvol aan de tenuitvoerlegging daarvan heeft onttrokken en pogingen daartoe heeft ondernomen. Tijdens deze onttrekkingen heeft klager (ten minste) tweemaal delicten gepleegd op diezelfde dag, namelijk een afpersing en twee roofovervallen. Op 1 maart 2020 is klager samen met een medepatiënt en met behulp van wapens uit FPC De Kijvelanden ontsnapt, terwijl zij op de EVBG-afdeling verbleven. Tijdens de achtervolging heeft de politie zich genoodzaakt gezien de betreffende medepatiënt neer te schieten, ten gevolge waarvan deze is overleden. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat klager inmiddels in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en tbs met dwangverpleging voor de strafbare feiten die gepaard gingen met dit laatste ontsnappingsincident.

De beroepscommissie acht voorgaande informatie uit het dossier thans nog steeds voldoende actueel, concreet en betrouwbaar, zodat verweerder op grond daarvan in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat klager nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt, gelet op het recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten. Verder overweegt de beroepscommissie dat het belang van de inperking van voornoemde risico’s en gevaren op dit moment zwaarder weegt dan klagers belang bij verblijf in een ander regime, ook indien en voor zover dat uit behandeloogpunt de voorkeur zou hebben. De bestreden beslissing kan gelet op het voorgaande – en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 25 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr.M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven