Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19995/SGA, 25 februari 2021, schorsing
Uitspraakdatum:25-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19995/SGA            

Betreft [Verzoeker]      Datum 25 februari 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 17 juni 2020 beslist dat verzoeker geen wachtgeld meer ontvangt.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Uit de stukken volgt dat de beslissing van de directeur om verzoekers wachtgeld niet meer uit te keren dateert van juni 2020. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter ontbreekt het spoedeisend belang om op dit moment (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Nu het spoedeisend belang ontbreekt, zal het verzoek alleen om die reden al worden afgewezen.

Voorts heeft verzoeker – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen belang bij een toewijzing van het verzoek, omdat dat niet kan leiden tot het beoogde resultaat, namelijk het uitkeren van wachtgeld. Daarvoor zou een nieuwe beslissing genomen moeten worden en de voorzitter is niet bevoegd om de directeur op te dragen een nieuwe beslissing te nemen of om te bepalen dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt (zoals bedoeld in artikel 68, derde lid, onder a. en b., van de Penitentiaire beginselenwet). Nu verzoeker geen belang heeft bij een toewijzing, zal de voorzitter ook om die reden het verzoek afwijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is op 25 februari 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven