Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7315/TB, 1 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7315/TB

           

Betreft [klager]

Datum 1 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een andere behandelfaciliteit, waarbij zijn voorkeur uitgaat naar FPK Inforsa te Amsterdam.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 24 juni 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om te worden overgeplaatst naar een andere behandelfaciliteit. Klager wenst in FPK Inforsa (hierna: Inforsa) te worden geplaatst. Klagers medicatie voor ADHD is stopgezet. Hierdoor ervaart klager onrust. Klager ervaart ook veel bijwerkingen door de – door hem niet noodzakelijk geachte – ophoging van de anti-psychotische medicatie. Daarnaast ervaart klager geen vooruitgang. Door de rusttijden verblijft hij noodgedwongen veel op zijn kamer. De afdeling waar klager verblijft, vindt klager een moeilijke afdeling. Er verblijven veel patiënten die sturing en begeleiding nodig hebben. Ook is sprake van psychotische ontregeling op de afdeling. Zo was dit ook het geval bij de medepatiënt die klager heeft aangevallen. Deze medepatiënt is nog niet overgeplaatst en klager ziet hem dagelijks.

Klager heeft eerder verbleven in een RIBW en een FPA. Zijn vrijheden in de voorgaande klinieken waren dan ook groter. Klager is van mening dat hij prima kan functioneren binnen een FPK. Daarbij is Inforsa gespecialiseerd in zijn doelgroep. Klagers netwerk bestaat niet alleen uit zijn zoon en de moeder van zijn zoon, maar tevens uit andere familieleden die nu – vanwege de afstand – niet op bezoek komen. Klager ziet zijn zoon eenmaal per zes weken. In FPA Heiloo zag klager zijn zoon eenmaal per week. Ook kreeg hij daar bezoek van zijn vader, moeder, zusters en zwager.

Aan klager is medegedeeld dat verlof zou worden aangevraagd. Deze aanvraag was op 16 september 2020 nog niet verzonden. In die zin kan dan ook geen sprake zijn van enige vertraging in zijn behandeling in het geval van een overplaatsing.

Standpunt van verweerder

De kliniek heeft in reactie op het verzoek van klager laten weten overplaatsing in dit stadium niet geïndiceerd te achten. De kliniek heeft aangegeven geen behandelinhoudelijke argumenten te zien voor overplaatsing. Daarnaast blijkt uit de reactie op het verzoek van klager dat klager in het verleden niet goed op de voorschreven ADHD-medicatie reageerde. Hij werd er achterdochtiger en paranoïde van. Daarnaast heeft klager geen kamerprogramma, maar wel enkele rusturen.

Uit recente informatie volgt dat klager de afgelopen periode iets rustiger is en hij zich beter voegt naar de regels en afspraken. De rusturen blijven in stand, omdat de kliniek ziet dat klager hier baat bij heeft. Het behandelteam heeft besloten om een aanvraag te doen voor begeleid verlof. Verder is klager, vanwege zijn ADHD-gerelateerde klachten, aangemeld voor diagnostisch onderzoek. Klager blijft bezwaren houden tegen het voorgeschreven antipsychoticum.

Klager heeft regelmatig contact met zijn zoon. Opgemerkt wordt dat er geen indicatie is voor plaatsing in een FPK die een lager beveiligingsniveau heeft dan een FPC.

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een andere behandelfaciliteit, bij voorkeur naar FPK Inforsa.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Klager wenst bij voorkeur te worden overgeplaatst naar Inforsa. Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat er geen indicatie is voor plaatsing in een FPK die een lager beveiligingsniveau heeft dan een FPC. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat om die reden een overplaatsing naar een FPK niet mogelijk is.

Voor zover het verzoek ziet op overplaatsing naar een andere behandelfaciliteit, overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat, hoewel klagers behandeling bij tijd en wijle moeizaam verloopt, er nog steeds vooruitgang wordt geboekt. Klager heeft een relatief rustige periode achter de rug en houdt zijn programma goed vol. Daarnaast is besloten om een aanvraag te doen voor begeleid verlof en heeft klager regelmatig contact met zijn zoon. Er worden dan ook geen behandelinhoudelijke argumenten gezien om klager, die nog maar sinds oktober 2019 in de Van der Hoeven Kliniek verblijft, over te plaatsen naar een andere tbs-instelling.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het, gelet op het bovenstaande, niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 1 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door

mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven