Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3160/TB, 13 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3160/TB

betreft: [klager] datum: 13 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 december 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 mei 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens de Minister, [...] en [...], hoofd behandeling bij de
tbs-kliniek
De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden).

Omdat het lid mr. R. Weenink plotseling verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij voorkeur de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna Van Mesdagkliniek) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 25 juli 2002 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 12 oktober 2004 heeft de Minister beslist om klager te plaatsen in het forensisch psychiatrisch
instituut De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel), waar klager op 1 november 2004 is geplaatst. Vervolgens heeft de Minister op 22 juni 2005 beslist om klager over te plaatsen naar De Kijvelanden, welke plaatsing op 4 juli 2005 is
gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het standpunt als volgt toegelicht. De beslissing van de Minister is veel te summier gemotiveerd. Klager wil graag overgeplaatst worden en heeft voorkeur voor plaatsing in de Van Mesdagkliniek, omdat zijn moeder in Groningen in een
verpleegtehuis verblijft en niet zelfstandig kan reizen. Klager verbleef in De Rooyse Wissel. Gesteld werd dat een slachtoffer van klager in diezelfde inrichting verbleef. Om die reden is klager toen overgeplaatst naar De Kijvelanden. Na een verblijf
van vier maanden in De Kijvelanden is hem te kennen gegeven dat hij als ongeneeslijk werd aangemerkt en dat hij enkel in aanmerking kwam voor een behandeling die gericht is op de kwaliteit van leven. Dit blijkt uit het verplegings- en behandelingsplan
van 8 november 2005 waarin staat vermeld dat ‘cure’ niet mogelijk is. Hem is gezegd dat hij zich diende voor te bereiden op een longstayplaatsing. Klager heeft aangegeven dat hij toch behandeld wilde worden en hem is toen ook een behandeling
aangeboden,
maar klager wordt verweten dat hij niet gemotiveerd is voor behandeling. Bedreigingen aan het adres van klager in De Kijvelanden zijn niet serieus genomen. Vervolgens wordt klager verweten dat hij zich niet laat zien en als hij over het delict praat,
wordt hem exhibitionisme verweten. Klager ontkent zijn problemen niet maar ziet deze niet op dezelfde manier als De Kijvelanden.
De pro justitia-rapportage van psychiater [...] van 25 april 2007 geeft een andere visie op klager. De persoonlijkheidsstoornis wordt betwist. Winter heeft kennis genomen van alle rapportages en met klager gesproken. Er is geen psychologisch onderzoek
verricht omdat klager een beperkt budget heeft.
Klager dient niet bij voorbaat zonder enige behandeling afgeschreven te worden. Klager is nog niet eens aan zijn eerste behandeling begonnen.
Klager is nooit in het PBC onderzocht. Het is tijd voor observatie in een andere inrichting.
In De Rooyse Wissel is klager eerst op de motivatieafdeling geplaatst en vervolgens is de behandeling stopgezet, omdat een slachtoffer van een door klager gepleegd delict in de inrichting aanwezig zou zijn. Klager heeft daar vervolgens zes maanden
afdelingsarrest gehad.
In De Kijvelanden is hem eerst verslavingszorg aangeboden, terwijl hij niets heeft met alcohol en drugs. Zijn groepsgenoten zijn eerder met therapie begonnen. In De Kijvelanden is inmiddels de seksuele anamnese afgerond. Op 22 mei 2007 begint klager
met
het programma seksuele delictplegers.
Primair wordt verzocht om klager over te plaatsen, subsidiair wordt verzocht om klager tijdelijk uit te plaatsen voor nader onderzoek.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het advies van de inrichting blijkt geen behandelinhoudelijke reden om klager over te plaatsen. Klager verblijft nu een kleine twee jaar in De Kijvelanden. Van belang is dat hij zijn behandeling in De Kijvelanden afrondt en zover is het nog niet.
Als de behandeling niet lukt, is het tijd voor de volgende stap.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

[Hoofd behandeling] heeft toegelicht dat de conclusie van onbehandelbaarheid, die na een verblijf van vier maanden in de inrichting is getrokken, naar huidig inzicht juist is. Eerst dient de persoonlijkheidsproblematiek behandeld te worden. Er is
sprake
van een persoonlijkheidsstoornis ‘niet anders omschreven’ met narcistische en antisociale kenmerken. De narcistische kenmerken zijn zeer ernstig. Klager verheft zich boven iedereen en distantieert zich. Hij diskwalificeert de staf en de behandelaars.
Klager is niet gemotiveerd voor behandeling maar dwingt wel behandeling af. Klager is trots op zijn pedofiele geaardheid en ziet de ontoelaatbaarheid niet in. De inrichting heeft er geen enkel belang bij om een patiënt een behandeling te onthouden,
maar
wel wordt hem duidelijk verteld wat er aan de hand is en hoe de toekomstverwachting is. Klagers prognose is somber. In het derde jaar van zijn plaatsing zal hij aangeboden worden voor herselectie tenzij er iets verandert op korte termijn.

[Hoofd behandeling] heeft kennis genomen van de rapportage van Winter en distantieert zich van de daarin getrokken conclusies. De rapportage is geschreven naar aanleiding van een gesprek van anderhalf uur met klager en is uitgebracht op verzoek van
klager en diens raadsman.

4. De beoordeling
Uit de stukken en het behandelde ter zitting en de uitspraak van de beroepscommissie 05/1654/TB van 20 januari 2006 komt naar voren dat klager op 4 juli 2005 vanuit De Rooyse Wissel is overgeplaatst naar De Kijvelanden in verband met de aanwezigheid
van
een andere patiënt in de inrichting die in het verleden misbruikt zou zijn door klager. In de uitspraak van 20 januari 2006 heeft de beroepscommissie vastgesteld dat klagers overplaatsing in ieder geval niet het gevolg is van stagnatie/mislukking van
de
behandeling die op het conto van klager kon worden geschreven. Het voorstel tot plaatsing in De Kijvelanden had betrekking op klagers recht op behandeling en de ontstane stagnatie van zijn behandeling in De Rooyse Wissel. Klager is na de melding van de
medepatiënt in De Rooyse Wissel maandenlang afdelingsarrest opgelegd. In dit licht bezien acht de beroepscommissie het onbegrijpelijk dat klager reeds vier maanden na plaatsing in De Kijvelanden te verstaan is gegeven dat hij onbehandelbaar was terwijl
het ondernemen van een tweede behandelpoging nu juist het doel was van overplaatsing naar De Kijvelanden.
De beslissing om klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere inrichting af te wijzen dient op grond van het voorgaande naar het oordeel van de beroepscommissie als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt en het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard.
Terzijde zij opgemerkt dat de rapportage van Winter hierbij buiten beschouwing is gebleven, nu deze rapportage niet is opgemaakt ten behoeve van de onderhavige zaak en de conclusies van Winter niet zonder meer voor juist kunnen worden gehouden.
Nu de bestreden beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd, zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen
binnen uiterlijk één maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Klager heeft een behandelachterstand opgelopen, nu ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing nauwelijks behandeling van klager tot stand is gekomen. Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg dient klager een
tegemoetkoming
te worden geboden vanaf 4 december 2006. De beroepscommissie stelt deze vast op € 250,= voor elke maand dat klager sindsdien in de tbs-inrichting De Kijvelanden heeft verbleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk één maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 250,= voor elke maand dat klager vanaf 4 december 2006 in de tbs-inrichting De Kijvelanden heeft verbleven.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. R. Weenink, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven