Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7897/JA, 23 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7897/JA

Betreft [klager]

Datum 23 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) Den Hey-Acker te Breda (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager], geboren op [1996] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

a.  het niet worden gehoord over het opleggen van onderstaande disciplinaire straf (HA 2020-231);

b.  een disciplinaire straf van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, steeds van 18:30 uur tot 21:00, vanwege de weigering om mee te werken aan een urinecontrole, ingaande op 30 juni 2020 (HA 2020-232).

De beklagrechter heeft op 21 augustus 2020 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager is meerdere keren gevraagd of hij gehoord wilde worden. Hij koos ervoor om geen antwoord te geven. Hij zei steeds alleen ‘migraine’. Van klager mocht verwacht worden dat hij dan ook ‘ja’ of ‘nee’ kon zeggen. Hij had ook later op de dag kunnen aangeven dat hij alsnog gehoord wilde worden. Dat komt vaker voor.

Klager weigerde op weg naar de urinecontrole de handdoek van zijn gezicht te halen, terwijl hem dat meerdere keren is gevraagd. Hij heeft bij het aanzeggen van de urinecontrole niet aangegeven dat hij niet kon urineren. Er is dus geen sprake van een mislukte poging, maar van een weigering.

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht

3. De beoordeling

Beklag a.

In de mededeling van de disciplinaire straf staat: “Aan [klager] is 3 keer gevraagd of hij gehoord wilde worden. Hij gaf 3 keer het antwoord migraine”. De directeur heeft aangevoerd dat klager als antwoord ook ‘ja’ of ‘nee’ had kunnen geven.

De beroepscommissie is van oordeel dat van klager inderdaad mocht worden verwacht dat hij (duidelijker) aangaf of hij wel of niet (of bijvoorbeeld later) gehoord wilde worden. De directeur heeft klager voldoende in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. De directeur heeft daarmee voldaan aan artikel 61, eerste lid, aanhef en onder l, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj).

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur inzake beklag a. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog ongegrond verklaren.

Beklag b.

Wat in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaar het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 23 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. P. de Bruin, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven