Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4632/GA, 8 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          R-19/4632/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 8 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 26 augustus 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (MB-2019-191). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Middelburg in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De tegemoetkoming is te laag gelet op de tijd die klager in het basisprogramma heeft moeten doorbrengen. Over klagers medische klachten en diens arbeidsongeschiktheid valt niet te twisten. Toch wordt klager bestraft op basis van zijn medische toestand, waar hij zelf niks aan kan doen. De tegemoetkoming is gebaseerd op de datum van de beslissing van de directeur op 28 juni 2019 tot de dag waarop klager door de medische dienst arbeidsongeschikt is verklaard, te weten op 26 juli 2019. Dat maakt een totaal van 28 dagen, overeenkomstig met een tegemoetkoming van iets meer dan €1,- per dag.

De realiteit is echter anders. Ook na zijn arbeidsongeschiktheidsverklaring stond klager nog steeds op ‘rood’. Pas op 2 september 2019 heeft klager een brief van de directeur ontvangen dat hij met terugwerkende kracht, vanaf binnenkomst op 21 juni 2019, in het plusprogramma wordt geplaatst. Alles bij elkaar genomen heeft klager 71 dagen op ‘rood’ gestaan en heeft hij 82% van de negentig dagen achter gesloten deuren verbleven. De tegemoetkoming is dus in zijn totaliteit niet in evenwicht met dit onrecht. Klager verzoekt om een vergoeding van op zijn minst €75,-.

Voorts verzoekt klager om nog een vergoeding wegens het algehele toedoen van de inrichting, wat voor extra en onnodig pijn en leed heeft gezorgd. Daarnaast heeft klager recht op ziekengeld tijdens zijn verblijf in de inrichting. Alhoewel klager wel is toegezegd dat hij dit gaat ontvangen, heeft hij tot nu toe niks gekregen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling

In zijn beroepschrift heeft klager de nodige feiten en omstandigheden – zoals over zijn gezondheid – aangevoerd die geen betrekking hebben op de degradatiebeslissing van 28 juni 2019 en de aan hem in dat kader toegekende tegemoetkoming. Deze feiten en omstandigheden vallen buiten de reikwijdte van het beklag. De beroepscommissie laat deze daarom buiten beschouwing.

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Uit de stukken volgt dat klager op 28 juni 2019 is gedegradeerd en dat op 2 september 2019 door de directeur een nieuwe beslissing is genomen, inhoudende dat klager - weliswaar met terugwerkende kracht, wat daar ook van zij – wordt gepromoveerd. Klager heeft derhalve iets meer dan twee maanden onterecht in het basisprogramma gezeten, hetgeen ertoe leidt dat naar het oordeel van de beroepscommissie een hogere tegemoetkoming op zijn plaats is. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en aan klager een hogere tegemoetkoming toekennen, namelijk van €40,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

 

Deze uitspraak is op 8 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven