Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19794/SGA, 15 februari 2021, schorsing
Uitspraakdatum:15-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19794/SGA                   

Betreft [verzoeker]      Datum 15 februari 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft op 8 februari 2021 aan verzoeker toezichtmaatregelen opgelegd overeenkomstig de status ‘hoog’ op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst). Deze maatregelen zijn ingegaan op 8 februari 2021 en eindigen op 26 februari 2021.

Verzoekers raadsvrouw, mr. B. Klunder, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de raadsvrouw dat een klacht wordt gestuurd naar de commissie van toezicht. De commissie van toezicht bij de PI Leeuwarden bleek niet bereikbaar zodat de voorzitter ervan uitgaat dat een klaagschrift is ingediend dan wel dat het schorsingsverzoek als zodanig in behandeling wordt genomen door de commissie van toezicht.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij op de GVM-lijst is geplaatst wegens radicalisering/werving. Verzoeker bestrijdt dat hiervan sprake is en kan deze aantijgingen niet plaatsen. Verder betwist verzoeker dat sprake is van wapenhandel en stelt hij dat hij nooit wapens onder zich heeft gehad. Verzoeker heeft nog geen GVM-status zodat de vraag is of deze toezichtmaatregelen rechtmatig zijn. De toezichtmaatregelen ontberen een wettelijke basis. Verder stelt verzoeker dat door de oplegging van de toezichtmaatregelen zijn hele re-integratietraject in gevaar is gelet op de totale duur van de aan verzoeker opgelegde straf. Zijn einddatum is volgend jaar.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 21 januari 2021 vanuit de locatie Norgerhaven te Veenhuizen in de PI Leeuwarden is geplaatst. De directeur geeft aan verzoeker aanvankelijk op grond van een ordemaatregel in een individueel programma te hebben geplaatst op de Afdeling Intensief Toezicht. Daarnaast acht de directeur het noodzakelijk aanvullende beperkingen op te leggen en toezicht uit te oefenen. Vanwege informatie die duidt op voorgezet crimineel handelen in detentie door verzoeker, is hij aangemeld voor het Operationeel Overleg ten behoeve van toekenning van een GVM-status. In afwachting hiervan heeft de directeur verzoeker een ‘pre-GVM-status’ toegekend en GVM-toezichtmaatregelen conform het risicoprofiel ‘hoog’ opgelegd.

De voorzitter overweegt dat (nog) geen sprake is van plaatsing van verzoeker op de GVM-lijst. Gelet hierop bestaat geen grondslag voor de directeur om GVM-toezichtmaatregelen op te leggen aan verzoeker. Indien de directeur toezicht wil uitoefenen, bestaan hiervoor (andere) wettelijke grondslagen in de Penitentiaire beginselenwet. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 15 februari 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven