Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7358/GA, 2 april 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7358/GA

              

Betreft [Klager]

Datum 2 april 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het gegeven dat klager op

26 maart 2020 werkzaamheden moest verrichten op de arbeidszaal, terwijl de veiligheid, vanwege het coronavirus, niet gewaarborgd kon worden.

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 22 juni 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (AR 2020/219). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], juridisch medewerker bij de PI Alphen en klager gehoord op de digitale zitting van 14 januari 2021.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Op 15 maart 2020 zijn de maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het coronavirus in de PI doorgevoerd. De arbeid heeft door kunnen gaan, maar er moest wel anderhalve meter afstand worden gehouden. Dat was een bewuste keuze, omdat arbeid zorgt voor regelmaat voor gedetineerden. In het begin was het zoeken naar de juiste werkwijze en welke maatregelen genomen dienden te worden. Het was voor de PI een nieuwe situatie. Tijdens het indienen van de klacht, was het gebruik van mondkapjes niet aan de orde. Er is voldoende gedaan om de veiligheid te waarborgen. Elke gedetineerde is per brief geïnformeerd over de getroffen maatregelen.

Klager heeft zich van 15 maart 2020 tot en met 25 maart 2020 ziekgemeld. Op 26 maart 2020 is hij weer verschenen op de arbeid. Op basis van één dag is klager tot de conclusie gekomen dat er te weinig maatregelen zijn genomen. Hij zegt dat hij een melding heeft gemaakt dat een medegedetineerde met verkoudheidsklachten werkzaamheden verrichtte. Dat hij een melding gedaan heeft, kan niet worden ontkracht, maar kan ook niet worden bevestigd. In het algemeen worden er veel grappen gemaakt onderling. Gedetineerden doen dan net of ze hoesten en wekken zo de indruk dat ze besmet zijn met het coronavirus.

Begin april is ervoor gekozen om nieuwe gedetineerden acht tot tien dagen in quarantaine te plaatsen in een zogenaamde corona-afdeling. Zij worden dan op een eenpersoonscel geplaatst.

De PI heeft voldoende gedaan om de maatregelen in acht te nemen en de veiligheid is daarmee voor de gedetineerden, dus ook voor klager, voldoende gewaarborgd. Het verzoek is dan ook om het beroep gegrond te verklaren.

Standpunt van klager

Klager heeft zich niet afgemeld voor de arbeid, omdat hij dan niet in een plusprogramma terecht kan komen. Het klopt dat er in april 2020 een corona-afdeling is opgezet, maar die was er nog niet toen klager zijn klacht indiende. Tijdens het indienen van de klacht was er geen desinfectiegel aanwezig op de arbeidszaal. Deze gel was er alleen op de gang en bij de bezoekerszaal. Er waren te veel gedetineerden, van wie een aantal nog maar sinds een aantal dagen was gedetineerd, aan het werk op de arbeidszaal en het was niet mogelijk om anderhalve meter afstand te bewaren. Verder was een gedetineerde aan het werk met een hoestbui en een loopneus. Inmiddels, dus na het indienen van de klacht, zijn er maatregelen genomen en lukt het wel om afstand te bewaren.

Klager voelt zich niet serieus genomen. Hij wenst niet samen te werken met een gedetineerde die coronaverschijnselen heeft. Er werd niet naar hem geluisterd, nu de werkmeester aangaf dat hij de betreffende gedetineerde niet terug zou sturen. Daarom heeft klager een klacht ingediend.

3. De beoordeling

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn met ingang van

14 maart 2020 door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. DJI houdt voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan. Ook worden de richtlijnen van het RIVM ten aanzien van hygiëne en het houden van voldoende afstand zoveel mogelijk nageleefd. Uitgangspunt is dat gedetineerden met coronagerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast of andere maatregelen kunnen worden genomen wanneer een besmetting zich voordoet.

Het werken in een afgesloten ruimte met meerdere mensen en zonder beschermingsmiddelen levert een risico op besmetting op. Dat was op 26 maart 2020 al bekend. Toen werd immers geadviseerd om anderhalve meter afstand te houden van elkaar en om regelmatig de handen te wassen. Bovendien moesten mensen met verkoudheidsklachten thuisblijven. Door klager is onweersproken gesteld dat hij op 26 maart 2020 op de arbeidszaal niet voldoende afstand tot andere gedetineerden kon bewaren. Verder is inderdaad gebleken dat de directeur er pas ná de klacht toe over is gegaan nieuwe gedetineerden eerst in quarantaine te plaatsen. De beroepscommissie ziet verder geen redenen om te twijfelen aan de stelling van klager dat er een gedetineerde met verkoudheidsklachten op de arbeidszaal aanwezig was. Door de PI is vervolgens niet adequaat gereageerd op de melding van klager.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur, onder deze omstandigheden, onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht. De veiligheid van klager op de arbeid was onvoldoende gewaarborgd.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 2 april 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door

mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven