nummer: 07/608/GA
betreft: [klager] datum: 12 juni 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn,
gericht tegen een uitspraak van 26 februari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten, te weten arbeid, voor de duur van twee weken wegens werkweigering.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het rapport van 24 januari 2007 is op correcte wijze klager aangezegd. Conform het arbeidsreglement bepaalt de bedrijfsleider namens de directeur
de
sanctie. Deze regeling is bij gedetineerden bekend en is bij aanzegging van het rapport en de uitsluiting van de arbeid klager luid en duidelijk gemaakt. In de inrichting wordt werkweigering opgevat als een contractbreuk. Tijdens de zitting van de
beklagcommissie gaf klager aan dat zijn klacht niet betrekking had op het rapport en de uitsluiting van de arbeid. Klager is het niet eens met het feit dat gedetineerden op cel verblijven, indien zij niet deelnemen aan de arbeid. Indien de klacht toch
wordt aangemerkt als gericht tegen de opgelegde sanctie, kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen wegens overschrijding van de beklagtermijn. De directeur verwijst verder naar artikel 20, tweede lid, Pbw waarin is bepaald dat gedetineerden die
in
een regime van algehele gemeenschap verblijven, kunnen worden verplicht zich gedurende de activiteiten waaraan zij niet deelnemen, in hun verblijfsruimte op te houden. De opgelegde sanctie staat aangegeven op het rapport. Het is niet gebruikelijk dat
gedetineerden dit rapport te zien krijen.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het contract staat niets over werkweigering. Bovendien is het contract niet ondertekend en kan er derhalve geen sprake zijn van contractbreuk. Klager
heeft niet geweigerd opdrachten uit te voeren. Klager meent dat niet is voldaan aan de verplichting hem een schriftelijke mededeling uit te reiken, zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, Pbw. Het rapport heeft klager pas voor het eerst gezien tijdens
de behandeling van zijn klacht voor de beklagcommissie. De bedrijfsleider heeft geen mededelingen gedaan over een sanctie die wordt opgelegd. Omdat klager niet wist dat hij een rapport had, is hij alleen tegen de insluiting op cel in beklag gegaan.
3. De beoordeling
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en zal het beklag in hoger beroep opnieuw ten gronde beoordelen.
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder c, juncto artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde die betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting een disciplinaire straf opleggen van
uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste twee weken. Een dergelijke beslissing is op grond van artikel 5, vierde lid, onder h, Pbw voorbehouden aan de directeur. Op grond van artikel 58, eerste lid, juncto artikel
57, eerste lid, Pbw ontvangt de gedetineerde van de beslissing van de directeur onverwijld schriftelijk een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.
Vast is komen te staan dat de bedrijfsleider de beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf van uitsluiting van de arbeid heeft genomen. Aangezien de beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf aan de directeur voorbehouden is,
kan deze reeds op deze grond niet in stand blijven. De bepaling in het arbeidsreglement dat de bedrijfsleider namens de directeur bevoegd is sancties op te leggen, is in strijd met de hiervoor aangehaalde bepalingen van de Pbw. De bedrijfsleider kan
derhalve aan het arbeidsreglement geen bevoegdheid ontlenen om aan gedetineerden een disciplinaire straf van uitsluiting van de arbeid op te leggen.
Tevens is vast komen te staan dat van de bestreden beslissing geen schriftelijke mededeling aan klager is uitgereikt. Dit is eveneens in strijd met bovengenoemde bepalingen van de Pbw.
Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing in strijd met de wet en dient zij te worden vernietigd. Het beklag is derhalve gegrond.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. Uit de stukken blijkt dat de uitsluiting van de arbeid voor een periode van twee weken is opgelegd. De
beroepscommissie
stelt de tegemoetkoming daarom vast op € 70,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beklag gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en bepaalt dat klager in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van € 70,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 juni 2007
secretaris voorzitter