Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7646/GB, 16 februari 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-02-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7646/GB

Betreft [klager]

Datum 16 februari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 april 2020 beslist klager vanuit de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht terug te plaatsen in de gevangenis van de PI Nieuwegein.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing op het bezwaar te nemen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft tweemaal verzocht om schorsing. Op beide verzoeken heeft verweerder inhoudelijk gereageerd. Op het bezwaarschrift heeft klager na veertien weken nog steeds geen beslissing mogen ontvangen. Verweerder dient binnen zes weken te beslissen. Klager verzoekt (onder meer) om een financiële tegemoetkoming voor het door hem ondervonden ongemak. Voor de hoogte daarvan kan worden aangesloten bij RSJ 19 november 2018, R-1401.

Standpunt van verweerder

Ten aanzien van de (fictieve) weigering wordt opgemerkt dat de termijn ruimschoots is overschreden. De wet verbindt echter geen consequenties aan het te laat beslissen op een bezwaar.

3. De beoordeling

Hoewel inmiddels – op 29 september 2020 – op het bezwaar is beslist, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Pbw dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar.

Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Daarbij komt dat het bezwaar uiteindelijk ongegrond is verklaard. De beroepscommissie vindt die beslissing niet onredelijk of onbillijk (RSJ 9 februari 2020, R-20/8203/GB).

De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen (RSJ 5 januari 2021, R-20/6798/GB). Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, omdat de termijn zeer ruim is overschreden, terwijl het bezwaar is gericht tegen een ingrijpende beslissing (vergelijk in die zin RSJ 29 augustus 2018, R-295 en R-648 en RSJ 19 november 2018, R-1401). De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €25,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

Deze uitspraak is op 16 februari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven