Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7110/GM, 4 maart 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7110/GM

               

Betreft [klager]

Datum 4 maart 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. J.W. Weehuizen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over het inadequate medisch handelen met betrekking tot het reinigen en spoelen van zijn wond na de operatie en dat de bij hem geplaatste drain niet tijdig is verwijderd.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van 8 december 2020. De inrichtingsarts heeft per e-mailbericht laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Mevrouw drs. […], huisarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 11 april 2020 voor de tweede maal geopereerd aan een perianaal abces. Na de eerste operatie - op 3 januari 2020 - heeft klager kort verbleven in het penitentiair ziekenhuis in Scheveningen en daarna in de PI Vught. Essentieel bij de behandeling was het twee keer per dag goed kunnen reinigen van de wond en ook na de ontlasting. Na de operaties is de medische begeleiding en behandeling in de PI ernstig tekortgeschoten. Klager is niet in staat gesteld om zijn wond te spoelen. Personeelsleden waren niet op de hoogte van de aandoening en de noodzaak van een behandeling. Hulpmiddelen, zoals een afneembare douchekop, waren niet aanwezig en zijn niet ter beschikking gesteld. Verbetering bleef uit, evenals medische beoordelingen. Vervolgens is de aandoening verslechterd en teruggekomen en heeft klager - op 11 april 2020 - een tweede operatie moeten ondergaan. Daarna is de drain, die in het ziekenhuis is geplaatst, niet tijdig weggehaald en is vanuit de PI geen adequate actie ondernomen ten behoeve van de verwijdering van die drain. Verzoeken van klager werden genegeerd. Pas na veel klachten en dreigende complicaties zijn maatregelen genomen die hebben geleid tot het verwijderen van de drain in het ziekenhuis. Daarna is de wond wel dicht gegaan, maar klager kan voelen dat er wederom een ontsteking komende/gaande is. Door het inadequate medisch handelen is de aandoening van klager dus blijven bestaan, verergerd, weer teruggekomen en heeft klager ook veel misère ondervonden. Bij adequate medische bijstand zou dit alles zijn voorkomen. In het bemiddelingsverslag wordt aan dit alles voorbijgegaan en wordt gesuggereerd dat de gang van zaken weliswaar niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat alles toch is goed gekomen. Dat is geen correcte weergave van de gang van zaken. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij na ontlasting niet kon spoelen en dat de drain niet binnen zeven dagen na de operatie in het ziekenhuis is verwijderd maar pas op 21 april 2020, nadat hij daartoe zelf actie had ondernomen.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is verwezen naar de chirurg in verband met een perianaal abces. Dat is geïncideerd en er is een drain achtergebleven. Toen klager terugkwam op de afdeling is er gestart met spoelen. Dit spoelen werd gestart op de afdeling met een tuinslang onder de douche, omdat er geen beweeglijke douchekop aanwezig bleek. Dit beleid bleek niet werkbaar, waarna de wond dagelijks is gespoeld door de verpleegkundige. De arts weet niet beter dan dat er geen complicaties zijn opgetreden in de zin van een nieuwe infectie. De drain is in het ziekenhuis verwijderd en de wondbehandeling is door de verpleegkundige gecontinueerd. De arts heeft de wond regelmatig mee beoordeeld en er waren geen aanwijzingen voor een nieuwe infectie of abcedering. Klager is daarna overgeplaatst naar een andere afdeling en uit beeld verdwenen. De arts vindt het spijtig dat klager de nabehandeling als vervelend heeft ervaren.

 

3. De beoordeling

Klager is op 11 april 2020 geopereerd aan een perianaal abces. De wond moest twee keer per dag schoon gespoeld worden en ook na de ontlasting. Omdat er geen afneembare en/of beweeglijke douchekop beschikbaar was, heeft klager gedurende meerdere dagen met een tuinslang en tuinsproeier in een niet afgesloten ruimte zijn wond moeten schoonspoelen. Daarnaast was het spoelen na ontlasting niet mogelijk. Klager heeft over deze gang van zaken meerdere keren geklaagd, omdat het op die manier niet werkte en niet volgens de afspraken (spoelen met spoelfles en slang) werd uitgevoerd en op wisselende tijdstippen plaatsvond. Vanaf 18 april 2020 heeft het spoelen van de wond bij de medische dienst plaatsgevonden. Het Hoofd zorg heeft erkend dat de wondbehandeling enkele dagen niet goed is verlopen. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat de medische dienst de eerste dagen na de ingreep niet heeft gehandeld zoals verwacht had mogen worden en dat klager meer hulp had mogen verwachten.

De beroepscommissie is van oordeel dat na de chirurgische ingreep geen adequate medische zorg is geboden nu het reinigen en spoelen van de wond - twee keer per dag en na ontlasting - met het materiaal dat klager daarvoor heeft gekregen, onder die omstandigheden niet naar behoren heeft kunnen plaatsvinden. Hierdoor heeft klager onnodig ongemak ondervonden.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van deze klachtonderdelen worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (Pm) (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €50,-.

Daarnaast heeft klager aangevoerd dat de drain niet binnen zeven dagen is verwijderd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze gang van zaken onder de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis valt waar de drain is geplaatst en niet valt toe te rekenen aan de inrichtingsarts. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van het niet op adequate wijze kunnen reinigen en spoelen van de wond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het niet tijdig verwijderen van de drain.

 

 

Deze uitspraak is op 4 maart 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven