Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0563/GA, 12 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/563/GA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 januari 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 april 2007, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de gevangenis Zoetermeer. Tevens is als getuige gehoord, [...], p.i.w.-ster bij voormelde gevangenis. Hiervan is
het aangehechte verslag opgemaakt dat aan partijen, waaronder de raadsman van klager, mr. M.L.M. van den Bosch, is toegezonden. Hierop is geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van 14 dagen;
b. bezoek achter glas op 25 mei 2006;
c. ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 24 uur en geen ontvangst van bezoek in week 22.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a en c van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag wat betreft onderdeel b van het beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Links en rechts van de ruimte waar het incident zich plaatsvond bevinden zich 12 cellen. [P.i.w.-ster] was bezig met gedetineerden bij cel 1. Zij kan het
incident nooit gezien hebben. Klager liep na het fitnessen in de richting van de recreatiezaal en zag dat [A] uitgleed over een gladde vloer. Iedereen begon te lachen. Klager heeft [A] niet geslagen of geschopt. Bovendien heeft medegedetineerde [B]
duidelijk aan de directeur aangegeven dat klager niets heeft gedaan. Klager zag dat [B] [A] een klap heeft gegeven. Klager vraagt zich af waarom [p.i.w.-ster] zich niet kan herinneren dat klager aan [A] een klap of een schop heeft gegeven, terwijl zij
wel 100 procent zeker is van wat zij heeft gezien.
De unit-directeur heeft toegegeven dat klager op 25 mei 2006 onterecht het bezoek achter glas mocht ontvangen. De reden voor het bezoek achter glas was het vermoeden van invoeren van contrabande. Dat is echter nooit vastgesteld.
Op 17 mei 2006 heeft de unit-directeur klager geïnformeerd over zijn overplaatsing. Op 31 mei 2006 ontving klager bericht dat hij de volgende dag zou worden overgeplaatst. Het bezoek van zijn vriendin was gepland op 1 juni 2006. Zij is echter, onwetend
van klagers overplaatsing, toch naar de inrichting gekomen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Wat betreft het bezoek achter glas merkt de directeur op dat vanwege verklaringen over allerlei zaken het bezoek alleen achter glas mocht
plaatsvinden. Dit is ten onrechte gebeurd.
Wat betreft het niet doorgaan van het bezoek erkent de directeur dat het mogelijk was geweest de vriendin van klager telefonisch te informeren over het feit dat het bezoek geen doorgang kon vinden. De inrichting kreeg overigens pas op 31 mei 2006 te
horen dat klager de volgende dag zou worden overgeplaatst.

Door de getuige is het volgende verklaard. Zij staat nog steeds achter het rapport. Zij had op 16 mei 2006 dienst op de G-vleugel en weet nog precies waar zij stond toen het incident plaatsvond, namelijk bij celnummer 23. Zij kon goed zien wat er zich
afspeelde. Zij weet voor 100 procent zeker dat het slachtoffer door klager werd aangevallen. Dit gebeurde rond 16.30 uur. Het eten van het slachtoffer werd uit zijn handen geslagen. Zij kan zich niet meer herinneren of klager heeft geschopt of
geslagen.

3. De beoordeling
De raadsman van klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak in verband met zijn afwezigheid op de zitting van 25 april 2007. Gelet op het verloop van de behandeling van de zaak op voornoemde zitting en het – nadere – standpunt
van
klager terzake, wijst de beroepscommissie het verzoek af. De raadsman van klager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk opmerkingen naar aanleiding van het verslag van de zitting kenbaar te maken.

a.
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a juncto artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken, indien de gedetineerde betrokken is bij
feiten
die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
De p.i.w.-ster heeft in het door de collega opgemaakte rapport en ter zitting van de beroepscommissie verklaard dat zij heeft gezien dat klager een medegedetineerde heeft aangevallen. Het argument van klager dat zij het gebeuren vanaf haar plaats niet
gezien kon hebben, is voldoende weerlegd. De beroepscommissie heeft geen aanleiding aan haar verklaring te twijfelen en acht het derhalve aannemelijk dat het rapport van 16 mei 2006 dat ten grondslag heeft gelegen aan de opgelegde disciplinaire straf,
een juiste weergave bevat van hetgeen zich feitelijk heeft afgespeeld.
Tegen deze achtergrond is de beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te leggen van 14 dagen strafcel bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden
verklaard.

b.
De directie erkent dat op 25 mei 2006 het bezoek ten onrechte achter glas heeft plaatsgevonden. Klager en de beklagcommissie verwijzen naar de uitspraak van de Raad van 12 juni 2006 met nummer 06/1438/SGA. Deze uitspraak betreft een beslissing van de
voorzitter van de beroepscommissie op het door klager ingediende verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van de beslissing. Dit is een voorlopige beslissing en geen definitief eindoordeel op het beklag. De beklagcommissie had klager derhalve
dienen te ontvangen in zijn beklag en het beklag gegrond moeten verklaren. Het beroep is in zoverre gegrond. Voor het door klager ondervonden ongemak kent de beroepscommissie klager een tegemoetkoming toe van één extra mogelijkheid van bezoek.

c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard. Ten overvloede merkt de beroepscommissie
op
dat de inrichting de vriendin van klager had kunnen informeren over zijn overplaatsing en zodoende had kunnen voorkomen dat de vriendin voor niets naar de inrichting moest afreizen. Deze opmerking kan evenwel niet tot gegrondheid van het beroep leiden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft de onderdelen a en c van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.
Wat betreft onderdeel b van het beklag verklaart de beroepscommissie het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag op dit onderdeel alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van één extra bezoekmoment.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven