Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1225/GV, 12 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1225/GV

betreft: [klager] datum: 12 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Dijke, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn verlofaanvraag alsnog moet worden toegewezen. Klager ontkent een medegedetineerde te
hebben bedreigd.
Op 11 april 2007 is klager tijdens het luchten door de betreffende medegedetineerde zonder enige aanleiding geslagen. Diezelfde dag is klager in isolatie geplaatst omdat hij gezegd zou hebben: “Als die meneer terugkomt dan krijgt hij problemen met
mij”.
Klager heeft bedoeld te zeggen dat de betreffende medegedetineerde hem zou komen opzoeken om met hem problemen te maken. Klager was zelf niet uit op een nieuwe confrontatie.
Ook zou er sprake zijn van ernstig hoofdletsel bij de medegedetineerde dat veroorzaakt zou zijn door een potje pindakaas. Klager ontkent ten stelligste betrokken te zijn bij dit incident. Uit het advies van de p.i. Oosterhoek blijkt niet dat klager de
pot pindakaas heeft gegooid. Pas na de ontvangst van de bestreden beslissing van 8 mei 2007 vernam klager over het politieonderzoek. Klager is geen enkele keer verhoord door de politie over dit voorval. Ook is hij niet verder gehoord in de p.i.
Oosterhoek over het incident.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wordt verdacht van het verwonden van een medegedetineerde. Aangezien er aangifte is gedaan bij de politie en het onderzoek nog loopt, is er sprake van een mogelijk openstaande
zaak. Zolang nog geen duidelijkheid komt over deze zaak en niet is gebleken dat klager onterecht als verdachte is aangemerkt, is er sprake van een contra-indicatie voor het verlenen van verlof. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Oosterhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft op 16 januari 2007 bericht toestemming te verlenen voor verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 december 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde in aanmerking voor algemeen verlof wanneer zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar
bedraagt.
Blijkens de nota van toelichting bij deze regeling impliceert voornoemd artikel dat de gedetineerde niet verwikkeld mag zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven.
Uit de stukken komt naar voren dat klager in verband wordt gebracht met het gooien van een pot pindakaas naar een medegedetineerde, waardoor de betreffende medegedetineerde ernstig gewond is geraakt aan het hoofd. Van dit incident is aangifte gedaan
bij
de politie.
Door de Minister is echter geen informatie verstrekt waaruit blijkt dat het incident heeft geleid tot een vervolging van klager door het Openbaar Ministerie. Zelfs is niet komen vast te staan dat klager door de politie als verdachte wordt aangemerkt.
Vooralsnog is derhalve onvoldoende aannemelijk geworden dat de einddatum van klagers detentie zal komen te verschuiven. Gelet hierop is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk. De
beslissing van de Minister zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan kunnen worden
gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 12 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven