Nummer R-20/8407/GA
Betreft [Klager]
Datum 29 januari 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 28 oktober 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.
Klagers raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Uit de beslissing tot a-dwangbehandeling, komt naar voren dat klager zichzelf isoleert in zijn cel en dat hij verbaal agressief en beledigend gedrag vertoont. Er wordt geen melding gemaakt dat klager fysiek agressief is. Reeds hierom is de bestreden beslissing disproportioneel.
Mede aan de hand van klagers uittreksel van justitiële documentatie, wordt de beslissing gemotiveerd. Volgens de directeur ondergaat klager een ISD-maatregel naar aanleiding van een poging tot doodslag, zware mishandeling en vernieling. Deze stelling is gedeeltelijk onjuist. Klager is niet veroordeeld voor poging tot doodslag en zware mishandeling. Klager is hier ook niet eerder voor gestraft. Dat de directeur dit heeft meegenomen bij zijn beslissing, is dan ook ten onrechte.
Bij klager is er geen sprake van paranoïde waanideeën, maar is er enkel sprake van een verstoorde relatie met het afdelingspersoneel. Klager wordt niet altijd met alle egard tegemoet getreden door het afdelingspersoneel.
Klager wenst de ISD-maatregel ‘kaal’ uit te zitten. Dat betekent dat hij niet mee wil werken aan een behandeling in het kader van deze ISD-maatregel. De PI blijft volharden dat er een behandeling dient plaats te vinden.
Het verzoek is dan ook om het beroep gegrond te verklaren.
Standpunt van de directeur
De directeur geeft in zijn reactie op het beroepschrift een samenvatting van de beslissing. Hij voegt daaraan toe dat de directeur de verantwoording heeft voor iedereen die verblijft in de inrichting. Dit houdt ook in dat er geen gevaar voor het personeel en de medegedetineerden mag zijn. Verder voldoet de a-dwangbehandeling aan de wettelijke vereisten en is voldoende gemotiveerd. Het behandelteam is vierentwintig uur per dag betrokken bij klager. Dit team bestaat uit deskundigen, zoals psychiaters, artsen, behandelcoördinatoren, psychologen, gespecialiseerd verpleegkundig personeel en de tot de doelgroep zeer deskundig opgeleid afdelingspersoneel.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.
Het huidige beeld van klager kan worden geduid als psychotische symptomatologie bij een man met onder andere een licht verstandelijke beperking. Klager laat gedurende de beoordelingen een consistent beeld zien: oplopende agitatie, vijandigheid, achterdocht en de paranoïde overtuiging dat hij door het afdelingspersoneel gepest wordt. Klager komt achterdochtig over en doet meermaals verkapte dreigementen. Klager verzoekt op onvriendelijke wijze dat onderzoekers weg moeten gaan. Klager is achterdochtig en maakt diskwalificerende opmerkingen richting derden door ze met luide stem uit te maken voor “pannenkoeken” en “kankerlijers”. Klager heeft zich meermalen paranoïde geuit. Ook is waargenomen dat klager op zijn cel schreeuwt.
Van de behandeling met medicatie mag verwacht worden dat dit bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de aan het gevaar ten grondslag liggende symptomatologie. Er zijn geen alternatieven beschikbaar voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Cognitief-gedragsmatige interventies hebben niet geleid tot verandering van het functioneren van klager. Gezien de psychopathologie waaruit het beschreven beeld voortkomt, lijken er geen andere opties te zijn dan het gebruik van medicatie. Klager weigert verder contacten met het personeel en zijn mentor. Uitleg over mogelijke effecten van medicatie, wordt door klager geweigerd.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 29 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter