Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1251/GV, 11 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1251/GV

betreft: [klager] datum: 11 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klagers vader is op 14 mei 2007 overleden. Hij wil graag strafonderbreking voor de duur van drie dagen om de mogelijkheid te hebben zaken, zoals geldzaken en het leegruimen van zijn vaders woning, te kunnen regelen. Tevens kan hij die tijd benutten om
een periode af te sluiten. De band tussen hem en zijn zus is erg belangrijk. Hij wil, vooral ter ondersteuning van zijn zus, als onderdeel van de strafonderbreking bij de crematie op 18 mei 2007 aanwezig zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is onder begeleiding van de dienst vervoer en ondersteuning (DV&O) op 19 april 2007 bij zijn toen nog ernstig zieke vader op bezoek geweest. De begeleiding is ingegeven door het daartoe strekkende advies van de officier van justitie. Op 11 mei
2007 is klager, vanwege de ernstig verslechterende situatie van zijn vader, incidenteel verlof onder begeleiding van DV&O verleend om zijn vader nogmaals te bezoeken. Klager is daarbij de keuze gesteld zijn zieke vader te bezoeken of afscheid te nemen
als hij zou komen te overlijden. Klager heeft er bewust voor gekozen zijn vader bij leven te bezoeken. Ondanks klagers keuze is besloten klager nogmaals incidenteel verlof te verlenen onder begeleiding om afscheid van zijn overleden vader te kunnen
nemen. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.
Nu zijn vader is overleden wil klager echter strafonderbreking om bij de crematie aanwezig te zijn en voorts de nodige zaken, samen met zijn zus, te regelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van een incidenteel verlof onder begeleiding.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Assen heeft aangegeven niet akkoord te gaan met strafonderbreking, maar wel met twee omgekeerde bezoeken onder begeleiding, één bij in leven zijn van zijn vader en één na diens overlijden om
afscheid te kunnen nemen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 maart 2011.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Voor wat
betreft klagers verzoek om strafonderbreking in verband met het afscheid nemen van zijn overleden vader en regelen van diverse zakelijke aangelegenheden overweegt de beroepscommissie dat in artikel 21 en artikel 24 van de Regeling is bepaald dat voor
het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, een andere vorm van verlof, namelijk (begeleid) incidenteel verlof, kan worden verleend. Deze mogelijkheid is klager geboden, maar
daarvan heeft hij, om hem moverende redenen, geen gebruik willen maken. De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in
artikel
34 van de Regeling. Derhalve kan de afwijzing door de Minister van klagers verzoek om strafonderbreking, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven