Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19452/SGA, 20 januari 2021, schorsing
Uitspraakdatum:20-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/19452/SGA            

Betreft [Verzoeker]      Datum 20 januari 2021

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen (hierna: de directeur) heeft op 17 januari 2021 aan verzoeker verlenging van een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht gedurende de nachtelijke uren, voor de duur van vijf dagen, omdat verzoeker heeft geautomutileerd en vanuit zijn gemoedstoestand heeft gevraagd om plaatsing in een afzonderingscel, ingaande op 17 januari 2021 om 12:00 uur en eindigend op 22 januari 2021 om 17:00 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. F.C. Stoop, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk Sc-2021-37).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is gesteld dat niet is gebleken dat de voormelde ordemaatregel regelmatig wordt getoetst. Verzoeker heeft voor de verlenging van de maatregel geen psychiater of psycholoog gesproken. Daarnaast voldoet het bestreden besluit niet aan de overige formele vereisten als bedoeld in artikel 57, eerste lid, onder c en onder j van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Verzoeker is voorafgaand aan de verlenging maatregel niet gehoord en heeft geen overleg kunnen plegen met zijn advocaat. Ook is de ordemaatregel zonder gegronde reden niet binnen 24 uren aan verzoeker uitgereikt. Voorts wordt namens verzoeker gesteld dat als reden voor verlenging van de ordemaatregel wordt genoemd de automutilatie van verzoeker, maar na de initiële ordemaatregel hebben zich geen nieuwe incidenten meer voorgedaan. Verzoeker heeft last van angsten, verlenging van de afzondering met cameraobservatie is geen oplossing voor de angsten van verzoeker.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker had geautomutileerd in opdracht van stemmen die hij hoort. Verzoeker is op 10 januari 2021 op eigen initiatief middels een ordemaatregel in een afzonderingscel met cameratoezicht geplaatst. De beslissing tot verlenging van de ordemaatregel met cameratoezicht is op advies van verzoekers behandelaren genomen, met beperking van het cameratoezicht tot de nachtelijke uren. In de beslissing is vermeld dat de directeur verzoeker niet heeft gehoord, omdat het beleid is afgestemd door verzoekers behandelaren en is opgenomen in zijn behandelplan. Naar aanleiding van deze informatie heeft de directeur de bestreden beslissing genomen.

De schorsingsvoorzitter overweegt als volgt. Op grond van artikel 57, eerste lid, onder c alsmede onder j, van de Pbw dient de directeur een gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen tot het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, alsmede van oplegging van cameratoezicht op grond van artikel 24a, eerste lid, van de Pbw. De voorzitter stelt vast dat dit horen achterwege is gelaten en dat daarom niet is voldaan aan de vereisten die de wet hieraan stelt. Voorts staat vast dat de verlengingsbeslissing niet binnen 24 uren aan verzoeker is uitgereikt. Het verzoek zal gelet op het voorgaande worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 20 januari 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven