Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5707/TA, 14 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5707/TA

               

Betreft [klager]

Datum 14 januari 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering inzage te verlenen in zijn verpleegdedossier en het feit dat het verpleegdedossier onvolledig is.

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 24 december 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PN 2019/105). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager via een telefoonverbinding en namens de instelling, […], jurist, gehoord op de zitting van de beroepscommissie van 14 oktober 2020 in de penitentiaire inrichting Lelystad. Getracht is klagers raadsman via een videoverbinding te horen, maar door een technische storing is dat niet mogelijk gebleken. Klager heeft ermee ingestemd dat hij alleen zijn standpunt in beroep zal toelichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager legt iets pijnlijks bloot met zijn beklag. De instelling beschikt niet over een deugdelijk verpleegdedossier, met als gevolg dat klager niet kan aantonen dat in het verleden bepaalde toezeggingen en uitspraken zijn gedaan die in tegenspraak zijn met de gekozen longstaykoers. De klinieken zijn belast met een overheidstaak die nauwgezet moet worden uitgevoerd. Voor klager is het onbestaanbaar dat de ontvangende kliniek met een tbs-gestelde aan de slag gaat zonder te beschikken over een volledig dossier. Op deze manier kan niet gezegd worden dat klager een optimale en state-of-the- art behandeling krijgt. Van de kliniek mag een inspanning worden verwacht, eventueel met hulp van DIZ, om van de vorige klinieken het gevraagde te krijgen. De zorgplicht is niet betracht. Het gaat hierbij niet om een inspanningsverplichting maar om een resultaatsverplichting. Het complete dossier moet er gewoon zijn.

Het door de instelling beheerde verpleegdedossier is niet volledig. Zo ontbreken enkele stukken uit de periode dat klager in FPC Kijvelanden en CTP Veldzicht verbleef. Klager mist 125 weekevaluaties. Ook de beslissingen van de beklagcommissie en beroepscommissie ontbreken. Klager heeft van een zorgmanager vernomen dat werkaantekeningen uit het dossier zijn verwijderd en vernietigd. Dat is niet toegestaan.  Hierdoor kan men niet nagaan wat de behandeling in een instelling heeft opgeleverd en of aan de doelstellingen van de behandeling is voldaan. Klager wil inzage in alle digitale bestanden die door FPC Kijvelanden zijn bijgehouden.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling heeft contact opgenomen met FPC Kijvelanden en CTP Veldzicht en geprobeerd de ontbrekende stukken boven tafel te krijgen. Wat daar is gevonden is toegezonden. De instelling wijst altijd op het belang het volledige dossier op te sturen. In de instelling wordt elke beslissing opnieuw bekeken. In dat verband kan de vraag worden gesteld of de gegevens van voor 2010 nog relevant zijn. Dit betreffen oude stukken. De instelling zegt ter zitting toe nog te onderzoeken of via de beklagcommissie de missende uitspraken kunnen worden opgevraagd.

 

3. De beoordeling

Op de verwerking van persoonsgegevens in het verpleegdedossier zijn de bepalingen van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Beginselenwet verpleging ter beschikkingen gestelden (Bvt) en het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) van toepassing.

Artikel 19, eerste lid, van de Bvt bepaalt dat het hoofd van de instelling zorgdraagt voor de aanleg van een dossier ten dienste van de verpleging en behandeling van de verpleegde. Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Bvt heeft de verpleegde recht op kennisneming van de in het verpleegdedossier vastgelegde gegevens. Artikel 31, tweede lid van de Rvt regelt dat het verpleegdedossier gelijktijdig met de overplaatsing van een verpleegde naar een andere instelling aan die ontvangende instelling wordt verzonden.

De beroepscommissie stelt als onbestreden vast dat enkele gegevens die op grond van de Bvt en Rvt onderdeel moeten uitmaken van het verpleegdedossier hierin niet zijn opgenomen. Klager heeft onder meer genoemd de evaluatieverslagen en enkele uitspraken van de beklagcommissie. Niettemin stelt de beroepscommissie vast dat aan klagers verzoek om inzage gehoor is gegeven. Er is derhalve geen sprake van een beslissing waartegen beklag open staat.

Klager heeft weliswaar een punt, zoals hiervoor al geconcludeerd, dat het verpleegdedossier niet compleet is. Maar, naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling zich voldoende ingespannen om aan de in artikel 19 Bvt bedoelde zorgplicht te voldoen. De omstandigheid dat de dossiervorming en de overdracht hiervan door andere instellingen hiaten heeft vertoond, kan niet tot de conclusie leiden dat het hoofd van de instelling waar klager thans verblijft een op hem rustende zorgplicht niet heeft betracht. Tegen de wijze van betrachten van een zorgplicht staat op grond van artikel 56, vierde lid, van de Bvt geen beklag open. 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 14 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder MCM en drs. C.D. Witsenburg, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven