Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1389/SGA, 7 juni 2007, schorsing
Uitspraakdatum:07-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1389/SGA

betreft: [klager] datum: 7 juni 2007

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 23 mei 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager.

Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel alsmede de verleningen daarvan, wegens de weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, de beslissing van de directeur vernietigd en haar beslissing gesteld in de plaats van de vernietigde beslissing van de directeur. De beklagcommissie heeft – voor zover hier van belang – bepaald,
dat
klager niet meer zal worden voorgedragen voor plaatsing in een meerpersoonscel.

De voorzitter heeft kennisgenomen van bedoelde uitspraak van de beklagcommissie en de onderliggende stukken, waaronder het tegen de onderhavige uitspraak ingediende beroepschrift. Klager is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op dat
schorsingsverzoek. Klager heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De standpunten van verzoeker en van klager
Uit de inlichtingen van verzoeker komt het volgende naar voren. Klager heeft geweigerd mee te werken aan zijn plaatsing in een meerpersoonscel. In beginsel wordt elke gedetineerde geschikt geacht voor een dergelijke plaatsing, tenzij op basis van
objectieve criteria blijkt dat die gedetineerde niet geschikt is voor die plaatsing. Ten aanzien van klager zijn er geen belemmeringen geconstateerd die een dergelijke plaatsing in de weg zouden staan. Omdat klager heeft geweigerd mee te werken is hem,
op 24 april 2007, een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd voor de duur van zeven dagen. Die ordemaatregel is op 2mei 2007 en 16 mei 2007 steeds verlengd met veertien dagen. Op 25 mei 2007 heeft de beklagcommissie
op het onderhavige beklag beslist. De directeur heeft beroep ingesteld. Hij is inmiddels bekend met het gegeven dat de beroepscommissie in gevallen als het onderhavige de toepassing van een ordemaatregel niet de meest voor de hand liggende oplossing
vindt, maar dat hiervoor eerder een disciplinaire straf in aanmerking zou komen. De beklagcommissie sluit zich daarbij aan en de directeur kan dat oordeel in zoverre dan ook volgen. Dat beklagcommissie vervolgens tevens beslist dat de directeur klager
niet meer mag voordragen voor plaatsing in een meerpersoonscel, gaat de directeur te ver. De beklagcommissie treedt daarmee in de gevolgen van een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel. Voorts is de directeur van mening
dat, indien de beklagcommissie haar beslissing in plaats stelt van de vernietigde beslissing, er sprake moet zijn van een connexiteit met de vernietigde beslissing. In dit geval wordt langs een achterdeur de rechtens onaantastbare beslissing van de
directeur, tot plaatsing in een meerpersoonscel, vernietigd.

Klager heeft niet gereageerd op het schorsingsverzoek van de directeur.

2. De overwegingen van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft in de bestreden uitspraak (onder meer en samengevat) het volgende overwogen:

Plaatsing in een meerpersoonscel geldt, in beginsel, voor de duur van drie maanden. Na afloop van deze termijn komt een gedetineerde in aanmerking voor een eenpersonscel. In het geval van klager was geen contra-indicatie aanwezig. Ook de
(inrichtings)psycholoog zag hiertoe geen reden. Omdat klager bleef weigeren naar een meerpersoonscel te gaan, heeft de directeur hem op een ordemaatregel van afzondering naar de afzonderingsafdeling laten overbrengen. Klager verblijft inmiddels van 25
april 2007 tot en met heden (23 mei 2007) op de afzonderingsafdeling.
De omstandigheid dat klager niet vrijwillig wilde meewerken aan een plaatsing in een meerpersoonscel, vormt onvoldoende grond voor een ordemaatregel van plaatsing in afzondering. Volgens de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming past in
het
systeem van de Pbw dat bij weigering van ingebruikname van een meerpersoonscel een disciplinaire straf op zijn plaats zou zijn. Overigens moet niet uitgesloten worden geacht dat een gedetineerde, na het ondergaan van een disciplinaire straf van
veertien
dagen, bij herhaalde weigering opnieuw wordt gestraft.
Dit houdt in dat de directeur op een onjuiste grondslag een ordemaatregel heeft opgelegd.
Daarnaast is de beklagcommissie van mening, dat het niet de bedoeling van de regeling plaatsing meerpersoonscel kan zijn, dat een weigering om naar een meerpersoonscel te gaan, zou moeten leiden tot drie maanden afzondering.
Een verblijf in isolatie van dertig dagen is voldoende compensatie voor een verblijf van drie maanden op een meerpersoonscel.
Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, alsmede om redenen van billijkheid, vernietigt de beklagcommissie de beslissing van de directeur en stelt hiervoor een nieuwe beslissing in de plaats.
Klager zal op 25 mei 2007 worden teruggeplaatst naar de inkomstenafdeling en niet meer voorgedragen voor selectie voor plaatsing op een meerpersoonscel.

3. De beoordeling
De voorzitter stelt vast dat het schorsingsverzoek slechts is gericht tegen de uitspraak van de beklagcommissie van 25 mei 2007, voor zover daarin is beslist dat klager niet meer zal worden voorgedragen voor plaatsing op een meerpersoonscel.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geldt het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), gelezen in verband met artikel 20 van de Pbw, kan
een
gedetineerde die verblijft in een regime van algehele of beperkte gemeenschap in een meerpersoonscel geplaatst worden. Dat is slechts anders indien er sprake is van contra-indicaties voor een dergelijk verblijf. In het tweede lid van artikel 11a van de
Regeling wordt aangegeven waarmee die contra-indicaties kunnen samenhangen. Hoewel die opsomming naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet limitatief is, is zij wel richtinggevend.
De omstandigheid dat klager gedurende één maand – in verband met de weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel – in afzondering heeft verbleven, levert naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet een contra-indicatie op voor
een plaatsing in een meerpersoonscel als bedoeld in artikel 11a van de Regeling. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de beklagcommissie dat klager niet meer mag worden geplaatst in een meerpersoonscel – nog steeds naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter – niet in stand kan blijven omdat zij is genomen op een onjuiste grond.
Voorts is aannemelijk dat de directeur een spoedeisend belang heeft bij een schorsing van de tenuitvoerlegging van dat deel van de bestreden beslissing in afwachting van de beslissing van de beroepscommissie op het door de directeur ingestelde beroep.

4. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de uitspraak van de beklagcommissie ten dele, voorzover daarin is beslist dat de directeur klager niet (meer) mag voordragen voor plaatsing in een meerpersoonscel.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 juni 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven