Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7827/GA, 21 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7827/GA        

Betreft [Klager]

Datum 21 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve score op THC bij een urinecontrole, ingaande op 3 juli 2019 te 17:00 uur (PL-2019-552);

b.         een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van zeven dagen, vanwege een opstootje op de afdeling, ingaande op 26 juli 2019 te 09:00 uur (PL-2019-631).

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 6 augustus 2020 beklag a. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers (inmiddels voormalig) raadsman, mr. R. Polderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn (inmiddels voormalig) raadsman mr. R. Polderman en opvolgend raadsvrouw mr. J.J. Serrarens en de directeur van de PI Lelystad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager persisteert bij zijn ingediende klaagschriften. Ten aanzien van beklag a. voegt klager daaraan toe dat de directie niet voortvarend heeft gehandeld en dat er sprake is van een onredelijke vertraging bij de medische dienst. Klagers televisie had tijdens de bestraffing niet van zijn cel mogen worden gehaald, omdat hij lijdt aan PTSS. Verzocht wordt het beklag alsnog gegrond te verklaren.

Ten aanzien van beklag b. voert klager in beroep aan dat hij geen schuld heeft aan de ontstane onrust en aan het genoemde opstootje. Klager is slachtoffer van het handelen van medegedetineerden. De directeur had na afweging van alle in aanmerking komende belangen niet tot de bestreden ordemaatregel kunnen komen. Verzocht wordt klager ontvankelijk te verklaren in zijn beklag en het beklag alsnog gegrond te verklaren.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b. ontvankelijkheid

Klager is op 3 juli 2020 in het bijzijn van zijn (inmiddels voormalig) raadsman, mr. Polderman, rogatoir gehoord. Klager kon zich de door hem ingediende klacht niet meer herinneren, maar mr. Polderman heeft toegelicht dat klager meent dat hij geen schuld heeft en dat daarom de straf (de beroepscommissie begrijpt: ordemaatregel) ten onrechte aan hem is opgelegd. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende duidelijk is dat de klacht is gericht tegen de aan klager op 26 juli 2019 opgelegde ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen ter bescherming van klager. Klager is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in beklag b.

Beklag b. inhoudelijke beoordeling

Op grond van artikel 24, eerste lid, in samenhang met artikel 23, eerste lid, onder b, van de Penitentiaire beginselenwet kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is. Op 25 juli 2019 heeft een opstootje plaatsgevonden op klagers afdeling, waarna klager in een afzonderingscel is geplaatst. Volgens de schriftelijke mededeling van de opgelegde ordemaatregel is deze maatregel aan klager opgelegd, omdat het voor hem niet meer veilig was op de afdeling. Meerdere medegedetineerden op zijn afdeling zouden het op klager hebben gemunt en zouden hem in de gaten houden, omdat hij zou stelen en liegen en zijn medegedetineerden zou manipuleren, provoceren en chanteren. Gelet daarop en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt verder op dat voor het opleggen van een ordemaatregel – in tegenstelling tot de oplegging van een disciplinaire straf – de schuld van klager niet hoeft te worden vastgesteld.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake beklag b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. S. Bijl en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven