Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6798/GB, 5 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6798/GB

Betreft [klager]

Datum 5 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 4 maart 2020 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering om op dit bezwaar te beslissen.

Verweerder heeft het bezwaar op 15 mei 2020 ongegrond verklaard.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 4 maart 2020 bezwaar ingesteld. Op 18 maart 2020 is het bezwaar van gronden voorzien. Op 1 mei 2020 had verweerder nog niet op het bezwaar beslist. Verweerder heeft dus niet beslist binnen de wettelijke termijn van zes weken. Verwezen wordt naar RSJ 25 maart 2019, R-18/2192/GB. Verzocht wordt – onder meer – aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

Door de werkdruk is te laat beslist. Dat is onwenselijk. De Penitentiaire beginselenwet (Pbw) verbindt echter geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing. Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, is het belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep vervallen.

3. De beoordeling

Hoewel inmiddels op het bezwaar is beslist (en klager bovendien in vrijheid is gesteld), zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat namens klager is verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Op grond van artikel 17, vierde lid, van de Pbw dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende bezwaarschrift. Dit is niet gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

Nu inmiddels op het bezwaar is beslist, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers bezwaar. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daartoe overweegt zij als volgt.

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een bezwaar beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. Daarbij komt dat het bezwaar uiteindelijk ongegrond is verklaard. Hierover zal de beroepscommissie inhoudelijk oordelen in R-20/6981/GB. Indien die beslissing als onredelijk en onbillijk of in strijd met de wet wordt aangemerkt, wordt een (eventuele) tegemoetkoming berekend vanaf het moment van de terugplaatsing. Voor een aparte tegemoetkoming wegens niet-tijdig beslissen, ziet de beroepscommissie slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding (bijvoorbeeld RSJ 18 december 2018, R-18/1683/GB). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 5 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven