Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6541/GM, 15 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6541/GM            

Betreft [Klager]            Datum 15 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. E.R. van Dijk, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat er geen of niet tijdig adequate maatregelen zijn genomen om (verdere) oogbeschadigingen te voorkomen.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 26 maart 2020 is door de casemanager bericht dat klager beroep wenst in de stellen. De raadsvrouw is van deze e-mail op 27 maart 2020 op de hoogte geraakt. Vanwege het coronavirus was de raadsvrouw op 26 maart 2020 niet op kantoor. Hoewel het beroep te laat is ingesteld, is het verzoek om hiermee vanwege de coronamaatregelen coulant om te gaan.

De medisch adviseur schrijft ten onrechte dat klager geen actie zou hebben ondernomen voor de laserbehandeling aan zijn ogen. Klager verbleef in de penitentiaire inrichting Dordrecht. Toen hij vrij is gekomen, heeft hij zijn medisch dossier meegekregen. Hij heeft direct contact opgenomen met de huisarts om zo een laserbehandeling te regelen. Klager is evenwel drie maanden later weer vast komen te zitten. Hij is toen in het JC Zaanstad geplaatst.

Ook bij zijn plaatsing in het JC Zaanstad heeft klager meerdere keren om een laserbehandeling gevraagd. Klager heeft op 7 november 2019 uitdrukkelijk aangegeven dat hij veel last heeft van zijn ogen en dat zijn ogen gelaserd moeten worden. Ook tijdens gesprekken met zijn casemanager op 8 november 2019 heeft hij zijn oogklachten aangekaart en daarbij aangegeven dat hij behandeld moet worden. Vijf weken na 8 november 2019 heeft hij wederom gevraagd hoe het met de behandeling van zijn ogen zit. Toen is tegen hem gezegd dat nog niets was geregeld. Klager is hier boos om geworden, temeer omdat hij steeds slechter begon te zien.

De oogbeschadigingen zijn inmiddels zo ernstig, dat klager blind zal worden. Dit is voor klager zeer dramatisch en pijnlijk. Een diabetesverpleegkundige heeft hem verteld dat als hij tijdig zou zijn behandeld, zijn oogbeschadiging beperkt was gebleven.

Het lijkt erop dat de medisch adviseur niet zorgvuldig het medisch dossier heeft bestudeerd. Er is bij klager geen sprake van overgewicht, althans, dat volgt niet uit het medisch dossier. Bovendien kan klager zich niet vinden in het standpunt van de medisch adviseur dat zijn overgewicht en hoge bloeddruk zouden hebben bijgedragen aan zijn oogbeschadigingen. Zijn oogbeschadigingen hebben daar niets mee te maken. Zijn ogen zijn slechter geworden, omdat er niet op tijd een laserbehandeling is uitgevoerd.

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroepschrift.

3. De beoordeling

Ontvangst mededeling medisch adviseur

De beroepscommissie stelt vast dat de medisch adviseur op 19 maart 2020 van zijn bevindingen een mededeling heeft opgesteld. Namens klager is op 27 maart 2020 beroep ingesteld.

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm oud) moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.

In het dossier zit een brief van een operationeel manager van het JC Zaanstad waarin staat dat klager de mededeling van 19 maart 2020 op 26 maart 2020 van het afdelingspersoneel heeft ontvangen. De beroepscommissie gaat er dus vanuit dat de mededeling op 26 maart 2020 aan klager is uitgereikt. Omdat de raadsvrouw namens klager binnen zeven dagen daarna het beroepschrift heeft ingediend, heeft klager tijdig beroep ingesteld.

Inhoudelijk

Klager is op 6 november 2019 binnengekomen in het JC Zaanstad. Hij heeft tijdens zijn intake gezegd dat hij oogproblemen heeft en dat het belangrijk is dat zijn ogen zo snel mogelijk worden gelaserd. Uit het medisch dossier volgt dat klager weliswaar vaker is gezien en dat de urgentie van zijn oogproblematiek is erkend door de inrichtingsarts, maar ook dat klager pas op 17 december 2019 daadwerkelijk is doorverwezen naar Bergman Clinics in Zaandam voor een laserbehandeling. De beroepscommissie is van oordeel dat het na de intake, waarbij de oogproblematiek en de noodzaak van een laserbehandeling aan de orde zijn gekomen, te lang heeft geduurd voordat klager is doorverwezen. Op 11 november 2019 heeft de inrichtingsarts contact opgenomen met de afdeling oogheelkunde van het Albert Schweizer Ziekenhuis in Dordrecht en een dag later is van de kant van dat ziekenhuis te kennen gegeven dat een laserbehandeling ook in de regio Zaandam kan worden uitgevoerd. In het dossier is geen rechtvaardiging te vinden waarom het vervolgens nog tot 17 december 2019 heeft moeten duren voordat klager is verwezen.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 15 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven