Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5629/GA, 19 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5629/GA             

Betreft [Klager]

Datum 19 januari 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege contact met een journalist, zonder toestemming van de directeur, ingaande op 15 november 2019 om 16:40 uur; en

b.         een mediaverbod voor de duur van een maand, vanwege contact met een journalist, zonder toestemming van de directeur, ingaande op 15 november 2019 te 16:40 uur.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 20 december 2019 de klachten ongegrond verklaard (MB-2019-341). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. V. Poelmeijer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Middelburg (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het initiatief voor het contact met de journalist ging niet uit van klager. Hij had geen wetenschap van het feit dat contact met de media niet was toegestaan. Uit de huisregels valt ook niet direct op te maken dat toestemming een vereiste is alvorens contact te leggen met een journalist. De directie heeft niet gesteld dat klager de toestemming zou zijn geweigerd, als klager daarom zou hebben verzocht. Klager heeft gedwaald omtrent de strafbaarheid van het telefoongesprek.

De opgelegde disciplinaire straf is disproportioneel. In de Landelijke Sanctiekaart is niets geregeld omtrent dergelijk gedrag. Voor algemene situaties, zoals het 'negeren van regels' wordt veelal een sanctie van twee dagen afzondering in de eigen cel opgelegd. Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

Op grond van artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur toestemming geven voor het voeren van een gesprek tussen de gedetineerde en een vertegenwoordiger van de media, voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

a.         de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b.         de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;

c.         de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen dan de gedetineerde;

d.         de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.

Indien een gedetineerde contact wil hebben met de media, moet hij daartoe een verzoek indienen bij de directeur. Na advies van de persvoorlichter neemt de directeur de beslissing of hij toestemming geeft voor contact met de media of niet. Dit volgt onder meer uit de oudere en inmiddels geëxpireerde Circulaire contacten tussen gedetineerden/directeuren en media d.d. 18 juni 1999, nr. 761025/99/DJI. In die circulaire is nader gespecificeerd welke belangen in het kader van de afweging als bedoeld in artikel 40 van de Pbw dienen te worden meegewogen. Opgemerkt wordt dat deze circulaire tot op heden nog niet is vervangen en om die reden ondanks expiratie als richtinggevend heeft te gelden.

Uit het voorgaande volgt dat de directeur iedere keer dat een gedetineerde verzoekt om een gesprek te mogen voeren met een vertegenwoordiger van de media, een afweging moet maken tussen het belang van klager en de belangen zoals genoemd in artikel 40 van de Pbw. De categorale weigering klager met een vertegenwoordiger van de media te laten spreken, is in strijd met de wet en voornoemde circulaire (vergelijk RSJ 11 april 2018, 17/2167/GA). De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag b. alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 19 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven