Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8430/GV, 28 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8430/GV

Betreft [klager]

Datum 28 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 september 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. S. Meijer, heeft namens klager beklag ingesteld tegen deze beslissing. De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft dit beklag op 6 oktober 2020 doorgestuurd naar de RSJ ter verdere behandeling (Nh-2020-331).

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het (klaagschrift, thans aangemerkt als) beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, om – onder begeleiding – een bezoek te brengen aan zijn vader (‘omgekeerd bezoek’), die vanwege medische belemmeringen niet in staat is om af te reizen naar de locatie Norgerhaven. De afwijzing van dit verzoek is uitsluitend gebaseerd op een negatief advies van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM vreest voor maatschappelijke onrust vanwege de ernst van het delict, de media-aandacht en de nabestaanden.

Klager verbleef eerder in de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem. Toen heeft hij wel omgekeerd bezoek genoten. De situatie is sindsdien niet veranderd. De gezondheid van klagers vader is broos en de kans is reëel dat hij overlijdt, voordat klager in aanmerking komt voor detentiefasering of voorwaardelijke invrijheidstelling (VI). De medisch adviseur heeft omgekeerd bezoek geïndiceerd geacht. Eerdere bezoeken hebben niet tot maatschappelijke onrust geleid. Klager heeft zich tijdens die bezoeken aan de aanwijzingen gehouden.

Het heeft geen zin om klager over te plaatsen naar een inrichting dichter bij zijn vader. Klagers vader kan hem in geen enkele inrichting bezoeken. Verweerder heeft geen aandacht besteed aan de psychische problemen van klagers vader. Hij heeft al meerdere zelfmoordpogingen gedaan. Er is sprake van een noodzaak voor incidenteel verlof.

Klager verzoekt te worden gehoord.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen omdat klager nog niet onherroepelijk is veroordeeld, waardoor het OM-advies zwaar meeweegt bij de beoordeling van het verzoek. Het OM acht het risico op maatschappelijke onrust aanwezig, door de aard en ernst van de delicten, gevoelens van de nabestaanden en mogelijke media-aandacht. Daarnaast blijkt uit rapporten van de inrichting dat klager onbetrouwbaar is gebleken in het nakomen van afspraken. Zo heeft hij bij een urinecontrole positief gescoord op cannabis. Ook heeft hij in zijn cel alcohol gebrouwen door fruit te fermenteren.

Klager verblijft conform zijn voorkeur in de locatie Norgerhaven. De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) heeft in zijn advies aangegeven dat klagers vader moeilijk lange afstanden kan afleggen. Dit betekent niet dat hij geen kortere afstanden zou kunnen afleggen. Klager zou een overplaatsingsverzoek kunnen indienen naar een inrichting dichter bij zijn vader. In de tussentijd kan hij gebruikmaken van Skype.

Klager is veroordeeld voor een ernstig levensdelict. De zaak is bekend in de media. Maatschappelijke onrust is daarom niet uitgesloten. Klager dient eerst een overplaatsingsverzoek in te dienen, zodat het voor zijn vader gemakkelijker wordt om klager te bezoeken.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Norgerhaven heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag (meer specifiek: periodiek incidenteel verlof onder begeleiding), gelet op het advies van de medisch adviseur bij de afdeling IMA.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daartoe wijst het OM op de aard en ernst van de feiten waarvoor klager is veroordeeld en de overwegingen van de rechtbank hieromtrent, op de omstandigheid dat klager geen enkel berouw toont en op de commotie die het delict heeft veroorzaakt. Het OM acht het daarnaast van belang dat klagers vader niet terminaal ziek is, waardoor de noodzaak voor incidenteel verlof zou ontbreken. Het OM vreest voor maatschappelijke onrust en acht de kans aanzienlijk dat klager zich, ook ondanks begeleiding, met geweld zou kunnen onttrekken. Bij onttrekking wordt de kans op ernstige recidive bijzonder hoog ingeschat, nu klager in het verleden meermaals is veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten en hij de onderhavige feiten in een dubbele proeftijd heeft gepleegd.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

De medisch adviseur bij de afdeling IMA acht incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd, omdat de mobiliteit van klagers vader fors beperkt is. Hij maakt gebruik van een scootmobiel. Reizen over lange afstand is redelijkerwijs niet goed mogelijk.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 21 februari 2018 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht, vanwege een in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van dertig jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld in vereniging, wederrechtelijke vrijheidsberoving en moord. Daarnaast dient hij een gevangenisstraf van zestig dagen, een vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee van achtenvijftig dagen en een subsidiaire hechtenis van zeven dagen te ondergaan. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 februari 2038.

In artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

In artikel 25, eerste lid, van de Regeling is – voor zover hier relevant – bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

In artikel 4 van de Regeling zijn de gronden benoemd op grond waarvan een verlof kan worden geweigerd.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat zijn vader wegens medische belemmeringen niet in staat is hem in de inrichting te bezoeken. De medisch adviseur bij de afdeling IMA heeft bevestigd dat klagers vader niet in staat is hem in de inrichting te bezoeken.

Het kan in het midden blijven of klagers vader klager wel zou kunnen bezoeken, indien klager dichter bij zijn vader gedetineerd zou zijn, enerzijds omdat de wet niet de eis stelt dat dat alternatief is onderzocht en anderzijds omdat de beroepscommissie van oordeel is dat de weigeringsgronden, zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b., c. en i., van de Regeling zich redelijkerwijs verzetten tegen verlofverlening aan klager in het kader van omgekeerd bezoek. Daarom kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Voor dat oordeel zijn de volgende omstandigheden van belang.

Klager is niet-onherroepelijk veroordeeld tot de langst mogelijke tijdelijke gevangenisstraf. Hij is hiervoor op dit moment nog geen drie jaar gedetineerd, terwijl hij (voor zijn VI) nog ruim achttien jaar detentie dient te ondergaan. Er is media-aandacht geweest voor klagers strafzaak. Volgens de rechtbank kenmerken de feiten waarvoor hij is veroordeeld zich “door een uitzonderlijke gruwelijkheid en wreedheid”. Klager is – volgens de inlichtingen van het OM – in het verleden voor meerdere ernstige geweldsdelicten veroordeeld. Tot slot heeft klager recent bij een urinecontrole positief gescoord op cannabis en is hij eveneens recent (een ruime week na de bestreden beslissing) disciplinair gestraft voor het bereiden van alcohol in zijn cel.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Het feit dat klager eerder wel twee keer incidenteel verlof heeft genoten, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 28 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven