Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0475/GB, 15 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/475/GB

Betreft: [klager] datum: 15 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.O. van der Lee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 februari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2004 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Roermond. Het vonnis in eerste aanleg is nog niet onherroepelijk en de fictieve einddatum van klagers detentie is 8 juli 2008.

3. De standpunten
3.1. Het beroep tegen de afwijzende beslissing is namens klager als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris verlaat zich blijkens de bestreden beschikking uitsluitend op de eis van het Openbaar Ministerie (OM) in hoger beroep, alsmede op het advies van het OM. Er wordt hierbij te veel betekenis toegekend aan de stellingen van het OM.
Gedetineerden kunnen sinds de wijziging van de Pbw na een veroordeling in eerste aanleg reeds in aanmerking komen voor selectie naar een gunstiger detentieregime dan dat van een huis van bewaring, dan wel deelname aan een penitentiair programma (p.p.).
Er bestaat in dit kader minder ruimte om overwegende betekenis toe te kennen aan het advies van het OM, wanneer het OM zélf hoger beroep heeft ingesteld. Het OM is immers principieel partijdig en hierdoor minder bereid om een positief advies uit te
brengen over selectie naar een gunstiger detentieregime of deelname aan een p.p.. Daarnaast kent het strafproces van klager in hoger beroep een bijzonder verloop. Er is sprake geweest van vertraging die aan het OM te wijten is. De behandelend
Advocaat-Generaal heeft namelijk na zijn requisitoir succesvol verzocht om het horen van nieuwe getuigen. Vanwege deze omstandigheid is de kwestie nog niet afgerond.

Daarnaast is er een aantal zwaarwegende persoonlijke omstandigheden die van belang zijn voor een selectiebeslissing waar onvoldoende rekening mee is gehouden. Klager is in de gevangenis van onbesproken gedrag. Er is vanuit de inrichting dan ook geen
enkel bezwaar tegen overplaatsing naar een b.b.i..
Verder is klager vader van twee zoons van acht en elf jaar oud. Beide zoons hebben een leeftijd waarop hechting aan en sturing van de vader van groot belang is voor hun emotionele ontwikkeling. Vanuit een half-open inrichting kan klager zijn vaderrol
veel beter vervullen. Voorts hebben de ouders van klager beiden medische problemen en zou een gunstig detentieregime kunnen bijdragen aan een beter contact tussen klager en zijn ouders. Tenslotte is klager voor zijn detentie werkzaam geweest in een
eigen bedrijf. Hij heeft thans vanuit detentie contacten kunnen leggen om na afloop van zijn detentie weer aan het werk te kunnen, maar dan in loondienst. Dit bedrijf is bereid en in staat om hem in dienst te nemen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is geselecteerd voor en verblijft momenteel in de gevangenis Roermond. Doorfasering en overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen omdat het OM hierover gemotiveerd negatief heeft geadviseerd. Het OM eist thans in hoger beroep 20 jaar
gevangenisstraf. Daarmee mag worden aangenomen dat het niet ondenkbaar is dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken wanneer hij in een b.b.i. wordt geplaatst.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.2. Gelet op de selectiestukken waaruit blijkt – naar thans moet worden aangenomen - dat de einddatum van klagers detentie 8 juli 2008 is, komt klager in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.. Weliswaar kan in hoger beroep een hogere
straf worden opgelegd maar in verband met de Wet doorplaatsen in eerste aanleg veroordeelden (Stb. 2005, nr. 280; Kamerstukken 29519) moet worden uitgegaan van de VI-datum zoals die volgt uit het vonnis in eerste aanleg. Voor zover de bestreden
beslissing van een andere datum uitgaat, is dat onjuist.

Uitgaande van het in hoger beroep gehouden requisitoir kan worden gesteld dat er in klagers geval geen sprake is van een “beperkt vlucht- en maatschappelijk risico”. De in hoger beroep geëiste straf van 20 jaren brengt immers het risico met zich mee
van
onttrekking aan detentie. Voorts is een executie-indicator afgegeven en heeft het OM negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering. De reden van dit advies is eveneens gelegen in het door het OM ingestelde hoger beroep en de mogelijkheid van
ontvluchting.

De beoordeling of klager geschikt is tot terugkeer in de samenleving, die een belangrijke rol speelt bij plaatsing in een b.b.i., stuit eveneens op belemmeringen. Zo heeft klager tijdens de detentie nog niet eerder met goed resultaat bewegingsvrijheid
buiten de inrichting genoten.

4.3. Gezien het bovenstaande kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van D.C. Carsten, secretaris, op 15 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven