Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6348/GA, 7 januari 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6348/GA

    

           

Betreft [Klager]

Datum 7 januari 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover aan de orde in beroep – beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het voorhanden hebben van een literfles alcohol en een geprepareerd blikje chili con carne, ingaande op 1 mei 2019.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad heeft op 20 februari 2020 het beklag ongegrond verklaard (PL-2019-321). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. T.W. Gijsberts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman, [… en ….], respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker van de PI Lelystad gehoord op de zitting van 26 augustus 2020 in de PI Lelystad. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is afgeweken van de Sanctiekaart bij de oplegging van de disciplinaire straf en deze afwijking is onvoldoende gemotiveerd. Hoewel klager heeft erkend dat hij de contrabande bij zich had, wordt in de beslissing opgenomen dat gedacht wordt dat klager onderdeel is van een netwerk. Dit vermoeden is evenwel nergens op gebaseerd. Klager is met de aangetroffen contrabande niet naar een gemeenschappelijke ruimte gelopen, maar liep er juist mee naar zijn cel. Hij wilde die avond een voetbalwedstrijd kijken. Als hij het wilde verhandelen, was hij wel naar de gemeenschappelijke ruimte gelopen. Ter zitting van de beroepscommissie worden nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht door de directeur. De directeur heeft dit eerder niet gedaan, terwijl dit wel mogelijk voor hem is geweest. Het verzoek is het beroep gegrond te verklaren. Dit is vooral van belang omdat klager niet te boek wil staan als handelaar. Voor klager is het vervelend dat hij als handelaar wordt neergezet. Daar ondervindt hij veel hinder van, nu hij in de locatie Roermond niet wordt toegelaten tot de arbeid. Hij verzoekt dan ook om rectificatie.

 

Standpunt van de directeur

Tijdens het aantreffen van de contrabande, liep er mede een onderzoek naar een personeelslid. Hier kan niet te veel over worden gezegd. Wel kan worden gezegd dat dit personeelslid in ieder geval een identieke fles heeft ingevoerd die bij klager is aangetroffen. Het begrip ‘netwerk’ moet zo worden opgevat, dat klager de mogelijkheid heeft om van buiten de inrichting spullen te laten invoeren.

Wat precies moet worden verstaan onder handel, is een lastige vraag. Er is bij klager een literfles heldere alcohol aangetroffen en dat is te veel voor één iemand, dus ook voor klager, op een avond. Met recht kan worden gezegd dat deze hoeveelheid is bedoeld om te verdelen. Er wordt tegengeworpen dat dit is gestookt binnen de PI. Niet eerder is gebeurd dat er zulke heldere alcohol wordt gestookt in de PI. Daarnaast is een geprepareerd blikje chili con carne bij klager aangetroffen. Dat is perfect gedaan. Met de machines van de PI is het niet mogelijk dat dit op dezelfde wijze wordt gedaan. Dat is buiten de PI gedaan.

 

3. De beoordeling

Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat klager een literfles alcohol en een geprepareerd blikje chili con carne voorhanden heeft gehad. Dit gedrag is in beginsel strafwaardig en gelet daarop kon de directeur een disciplinaire straf opleggen. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

Volgens de landelijke Sanctiekaart 2016, die gold ten tijde van de oplegging van de straf, geldt als uitgangspunt dat de directeur een straf van maximaal vijf dagen eigen cel kan opleggen voor voornoemde feiten. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur is afgeweken van dit landelijk kader, nu een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel is opgelegd. In beginsel kan de directeur ten nadele van klager afwijken van de Sanctiekaart, maar een beslissing hiertoe dient te worden gemotiveerd. De overwegingen van de directeur dienen voor klager kenbaar te zijn. Hetgeen door de directeur ter zitting in aanvulling op de beslissing tot het opleggen van een disciplinaire straf is aangevoerd, zal de beroepscommissie betrekken bij haar oordeel (vgl. RSJ 19 april 2019, R-19/2793/GA).

Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de disciplinaire straf op vermoedens is gebaseerd, die onvoldoende zijn onderbouwd. De directeur heeft in redelijkheid niet tot de conclusie kunnen komen dat klager onderdeel is van een netwerk. Dat bij een medewerker dezelfde (soort) fles is aangetroffen als die klager ook bij zich zou hebben, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat klager bij handel is betrokken. Dat geldt evenzo voor de hoeveelheid alcohol. Door de directeur is het vermoeden uitgesproken dat het hier gaat om pure alcohol en dat klager dit zou gaan verhandelen. Dit is onvoldoende gebleken.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het voorgaande, dat de directeur in de strafoplegging onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het aangewezen was ten nadele van klager af te wijken van de landelijke Sanctiekaart. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover aan de orde in beroep en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €32,50,-.

Namens klager is verzocht om rectificatie. Door de gegrondverklaring van het beroep, beschouwt de beroepscommissie dat is voldaan aan dit verzoek.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €32,50.

 

 

Deze uitspraak is op 7 januari 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door

mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven