Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6317/TB, 22 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6317/TB

    

           

Betreft [klager]

Datum 22 december 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 10 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. A.R. Ytsma, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 13 november 2020. Het lid drs. A.C. Djadoenath kon niet bij de zitting aanwezig zijn. […], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

 

Standpunt van klager

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft besloten om klager niet te vervolgen, omdat hij niet betrokken was bij de feiten die hem werden verweten. Klager is nooit als verdachte aangemerkt. Klager zit al bijna een jaar weer in een FPC. Klager wenst graag te worden overgeplaatst naar een kliniek waar hij kan uitstromen naar een FPA.

FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag) heeft aangegeven dat zij eerst de beslissing van het OM wilde afwachten voordat werd bepaald hoe het vervolgtraject zou worden vormgegeven. In februari 2020 is echter al besloten om klager aan te melden voor de wachtlijst bij de Pelmolen. Klager heeft onlangs contact opgenomen met de Pelmolen en aan hem is doorgegeven dat hij momenteel als vijfde op de wachtlijst staat en dat het nog minimaal anderhalf jaar duurt voordat hij daar kan worden geplaatst.

Klager heeft geen vertrouwen meer in de Van Mesdag. Klager stelt ten onrechte te zijn beschuldigd. Klager wil dan ook worden overgeplaatst. De instelling stemt hier echter niet mee in en klagers behandeling staat nu al bijna een jaar stil. Plaatsing in de Pelmolen is niet binnen afzienbare termijn mogelijk. Klager kan niet nog anderhalf jaar in de Van Mesdag blijven alvorens hij wordt overgeplaatst. Er moet een oplossing komen voor de tussenliggende periode waarin klager nog niet in de Pelmolen kan worden geplaatst. Een zorgconferentie staat nog niet in de planning.

Klager functioneert goed in de instelling, omdat het hem niet helpt wanneer hij niet werkt. Klager wordt continu lastiggevallen met beschuldigingen. Klager is begin 2020 geopereerd. Klager moet nogmaals een medisch traject in, niet alleen vanwege dichtslibbende aderen, maar ook vanwege beginnende suikerziekte en de mogelijkheid dat aders boven zijn navelgebied verstopt zijn. Klager heeft geen vertrouwen in de Van Mesdag om met hen weer het medische traject in te gaan. Bij klager is, vanwege een kwaadaardige tumor, zijn linkernier verwijderd. Klager is daarna, terwijl zijn kunstader nog niet volledig was gehecht, toch overgebracht naar de Van Mesdag. Klager wil dan ook graag, indien mogelijk, op medische gronden met voorrang worden overgeplaatst. Klager wenst te worden overgeplaatst naar een kliniek die bekend staat extra gespecialiseerd te zijn in de behandeling van zedenpatiënten.

 

Standpunt van verweerder

Klager verbleef tot 27 december 2019 in het kader van transmuraal verlof in FPA Almelo, maar werd teruggeplaatst naar de Van Mesdag vanwege een vermoeden van drugsgebruik. Op 10 januari 2020 is klager teruggekeerd naar de FPA, maar op 22 januari 2020 alweer teruggeplaatst vanwege het aantreffen van kinderpornografisch materiaal op een door klager gebruikte computer op het Dag Activiteiten Centrum. Door de kliniek is hiervan aangifte gedaan tegen klager. Op het moment van de bestreden beslissing was nog onduidelijk of klager zou worden vervolgd of niet en hoe het vervolgtraject eruit zou komen te zien. Na zijn terugplaatsing functioneerde klager goed in de Van Mesdag. Naar aanleiding van de behandeling van klagers zaak in beroep is navraag gedaan bij de Van Mesdag omtrent de huidige stand van zaken. Hieruit kwam naar voren dat het OM heeft bericht geen proces-verbaal op te maken tegen klager. Van Mesdag acht een plaatsing op een FPA niet meer wenselijk. Zij acht dat traject, vanwege klagers gedrag, niet langer veilig en verantwoord. Klager is geplaatst op de wachtlijst voor plaatsing in de Pelmolen. In de Pelmolen verblijven patiënten vaak voor langere tijd en daardoor is de wachttijd ook langer. Voor de Van der Hoeven Kliniek geldt echter ook een wachttijd. Het heeft dan ook geen meerwaarde om klager eerst daar te plaatsen voordat hij in de Pelmolen kan worden geplaatst. Er is gekeken of er een ruil mogelijk is met een patiënt die momenteel in de Van der Hoeven Kliniek verblijft en overgeplaatst dient te worden naar de Van Mesdag. Hieruit kwam geen beschikbare optie naar voren. Het tijdelijk overplaatsen naar een andere instelling heeft geen meerwaarde, nu dit geen enkel doel dient en het ook niet wenselijk is vanwege de huidige wachtlijsten.

Op 2 juli 2020 is nogmaals verzocht door klagers raadsman om overplaatsing naar de Van der Hoeven kliniek. Hierop is gereageerd door de Divisie Individuele Zaken. Voorts is aangegeven dat, indien klager van mening is dat hij op medische gronden met voorrang dient te worden overgeplaatst, hij dit dient voor te leggen aan de Divisie Individuele Zaken.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar FPC Van der Hoeven Kliniek, omdat klager geen vertrouwen meer heeft in de Van Mesdag. Klager is ten onrechte beschuldigd van het in bezit hebben van contrabande en hij krijgt in de Van Mesdag geen eerlijke kans om terug te keren naar de samenleving.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

In het onderhavige beroep is enkel aan de orde of verweerder de op 10 maart 2020 genomen beslissing in redelijkheid heeft kunnen nemen. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder op het moment van de bestreden beslissing in redelijkheid kunnen concluderen dat het niet in het belang van klagers behandeling was om hem over te plaatsen naar een andere instelling. Op het moment van de bestreden beslissing was het immers nog niet bekend of klager door het OM als verdachte zou worden aangemerkt in het toen nog lopende onderzoek in verband met de door de instelling gedane aangifte vanwege het aantreffen van kinderpornografisch materiaal. Onduidelijk was hoe het vervolgtraject van klager eruit zou komen te zien.

Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager inmiddels op de wachtlijst is geplaatst voor plaatsing in de Pelmolen en dat door klager op 2 juli 2020 nogmaals een verzoek tot overplaatsing is ingediend, waarop ook reeds is beslist door de Divisie Individuele zaken. Deze beslissing is nu niet aan de orde.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven