Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5549/TA, 21 december 2020,beroep
Uitspraakdatum:21-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

 

Nummer          R-19/5549/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 21 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om:

a.  klagers vriendin op 4 november 2018 te weigeren als bezoeker en

b.  het bezoek van zijn vriendin en vriend driemaal onder toezicht te laten plaatsvinden

De beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de instelling) heeft op 9 december 2019 het beklag inzake a. en b. ongegrond verklaard (K-2018-000556). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 13 november 2020. Het lid drs. A.C. Djadoenath kon niet bij de zitting aanwezig zijn. [...], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Inzake beklag a.

De instelling heeft geen schriftelijke maatregel uitgereikt. Het beklag dient dan ook formeel gegrond te worden verklaard en er dient een tegemoetkoming van €5,- te worden vastgesteld. Klager is al jaren samen met zijn vriendin en nimmer is een drugshond bij haar gaan zitten. Volgens klager - hij heeft dit gehoord van meerdere medeverpleegden - was het een nieuwe jonge hond en ging de hond die dag bij veel bezoekers zitten. De hond was dan ook niet betrouwbaar. Klagers vriendin, die uit Leeuwarden komt, had de nacht tevoren gelogeerd bij een vriendin van een medepatiënt. Zij kwam de inrichting binnen samen met deze vriendin. Zij liepen samen in de gang toen de hond bij hun beiden kwam zitten. Klagers vriendin vermoedt dat de hond bij haar is gaan zitten omdat zij bij de vriendin heeft verbleven en met haar is meegereden. Een ander scenario is dat haar dochter weleens softdrugs gebruikt. Wellicht was er daardoor sprake van besmetting. Klagers vriendin heeft gevraagd om nogmaals langs de hond te mogen, om haar kleding te verwisselen en om fouillering. Dit is geweigerd. Klager heeft aangeboden om het bezoek onder toezicht te laten plaatsvinden. Dit werd ook geweigerd. Zowel klagers vriendin als klager hebben duidelijk aangegeven dat het een zeer speciale dag was, namelijk de sterfdag van de dochter van klagers vriendin, die zij altijd samen doorbrengen. De instelling was op de hoogte dat het die dag een belangrijke dag voor klager en zijn vriendin was. Klagers vriendin begon gelijk te huilen en ze raakte in paniek. Alle omstandigheden bij elkaar noopten om een belangenafweging te maken en nader onderzoek te verrichten door de instelling. De instelling heeft dit nagelaten en heeft direct de toegang geweigerd. Deze beslissing is onredelijk en onbillijk.

 

Inzake beklag b.

De vriendin van klager wordt gelijkgetrokken met een vriend van klager, omdat bij deze vriend de hond tweemaal is gaan zitten. Bij klagers vriendin is in al die jaren de hond slechts eenmaal gaan zitten. Het drie keer het bezoek onder toezicht te laten plaatsvinden is dan ook disproportioneel.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

In het verweerschrift is uitvoerig opgeschreven waarom klagers vriendin niet naar binnen mocht. Op het moment dat de drugshond gaat zitten bij een persoon, kan niet worden uitgesloten dat die persoon drugs bij zich heeft of heeft gebruikt. Er zijn geen signalen bekend dat de drugshond vaak zou gaan zitten bij personen. De instelling meent dat de drugshond betrouwbaar is. Door de instelling wordt samengewerkt met een bedrijf dat de drugshonden levert. Er zijn geen aanwijzingen bekend om te veronderstellen dat de drugshond zijn werk niet goed zou hebben gedaan. Dat klagers bezoek werd geweigerd op een voor hem belangrijke dag is vervelend, maar dat is de consequentie indien een drugshond gaat zitten bij een bezoeker.

 

3. De beoordeling

Inzake beklag a.:

Op grond van artikel 37, derde lid juncto artikel 35, derde lid, van de Bvt kan het hoofd van de instelling de toelating tot de verpleegde van bezoek of van een bepaalde persoon of bepaalde personen telkens voor een periode van ten hoogste vier weken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op – onder meer – de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Op grond van artikel 54, eerste lid onder c, van de Bvt ontvangt de verpleegde van voormelde beslissing een schriftelijke mededeling. Aan klager is geen schriftelijke mededeling uitgereikt. Het beroep onder a is daarom vanwege een vormverzuim gegrond en de beroepscommissie zal de daarvoor toe te kennen tegemoetkoming vaststellen op €5,-.

Vaststaat dat de drugshond op 4 november 2018 bij klagers vriendin is gaan zitten. Indien een drugshond aanslaat bij een bezoeker kan dit betekenen dat die bezoeker ofwel drugs bij zich heeft, ofwel met drugs in aanraking is geweest, ofwel drugs heeft gebruikt. De beroepscommissie is van oordeel dat een bezoeker die drugs meeneemt de instelling in of die drugs heeft gebruikt vlak voorafgaand aan het bezoek een risico vormt voor de orde en veiligheid in de instelling. Een bezoeker die buiten de instelling, zeker als dit onbewust is gebeurd, met drugs in aanraking is geweest vormt niet zonder meer een risico voor de orde en veiligheid in de instelling. De instelling heeft echter, zoals zij heeft aangevoerd, geen middelen tot haar beschikking om de bezoeker die (onbewust) buiten met drugs in aanraking is geweest te kunnen onderscheiden van de bezoeker die drugs bij zich heeft of drugs heeft gebruikt. Fouilleren is niet een dergelijk middel. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de instelling een bezoeker op wie een drugshond is aangeslagen kan aanmerken als een potentieel risico voor de orde en veiligheid van de instelling. Dat de drugshond ten onrechte zou zijn aangeslagen bij klagers vriendin is niet komen vast te staan en er is ook geen reden om hieraan te twijfelen.

Anders dan de raadsvrouw stelt is niet gebleken van een omstandigheid op grond waarvan de instelling die dag had moeten beslissen om nader onderzoek te verrichten en/of een belangenafweging had moeten maken. Dat het voor klagers vriendin om persoonlijke redenen een belangrijke dag was, – onbekend is gebleven of dit op dat moment bij de instelling bekend was – vormt daartoe onvoldoende grond. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de beslissing om klagers vriendin de toegang te weigeren tot de instelling niet onredelijk of onbillijk is. Het beroep zal dan ook inhoudelijk ongegrond worden verklaard.

 

Inzake beklag b.:

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. vanwege vormverzuim gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, maar verklaart dit beroep inhoudelijk ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €5,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Deze uitspraak is op 21 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

 

Naar boven