Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5332/TB, 17 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-19/5332/TB

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 december 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar een andere instelling, bij voorkeur naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 18 november 2019 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 13 november 2020. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op die zitting te worden gehoord. Het lid drs. A.C. Djadoenath was niet bij de zitting aanwezig. […], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel te Venray. Hij wil graag in de buurt van zijn netwerk worden geplaatst. In het verleden zijn drie patiënten gesepareerd, vanwege een relatie tussen een behandelaar en medepatiënt. Klager was een van hen, terwijl hij er niets mee te maken had. Toen wilde klager al worden overgeplaatst. Zijn wens werd destijds wel begrepen, maar van een overplaatsing werd afgezien, omdat er een lange wachtlijst was voor FPC De Kijvelanden.

Vervolgens kwamen er – in de zomer van 2020 – geruchten over drugs. Alle patiënten werden gescheiden en er werden gesprekken gevoerd. Van heel veel patiënten zijn namen genoemd, maar dat kan worden verklaard door de onrust en angst onder patiënten. Er is niets (bij klager) aangetroffen. Klager betwist iets te maken te hebben met drugshandel, maar hij werd wederom gesepareerd. Toen hij daaruit mocht, weigerde hij dat, omdat hij de gebrekkige samenwerking zat was. Klager heeft alles ontkend en vervolgens wordt hem verweten dat hij niet in contact is. Hij heeft om die reden opnieuw verzocht om overplaatsing. Nu adviseerde de instelling echter negatief. Klager had op de wachtlijst geplaatst kunnen worden, terwijl ondertussen naar alternatieven zou worden gezocht. Hij heeft geen vertrouwen meer in FPC De Rooyse Wissel.

Het is logisch dat klager geen overplaatsing kan afdwingen door in de separatie te blijven, maar klager heeft lang geleden ook al verzocht om overplaatsing. Er is sprake van een impasse. Klager is misschien koppig, maar de instelling is dat nu ook. De instelling kan wel stellen dat klager repeterend gedrag vertoont, maar de instelling erkent daarmee in feite ook dat er geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk is. De instelling wil niet dat klager een overplaatsing afdwingt, maar dat kan uiteindelijk geen reden zijn om hem per se niet over te plaatsen.

Klager heeft een nieuw verzoek tot overplaatsing gedaan, maar dat verzoek is eveneens afgewezen. Hiertegen loopt een beroepszaak met kenmerk R-20/8446/TB. De stukken daarvan zijn overgelegd.

 

Standpunt van verweerder

Het betreft inmiddels (ten tijde van de zitting) een beslissing van enige tijd geleden. Destijds was een overplaatsing echt prematuur en was er nog geen sprake van een impasse. Klager gaf toen soms ook aan dat hij nog door wilde in FPC De Rooyse Wissel. Klagers houding zorgde wel voor vertraging. Destijds zou de diagnostiek nog eens kritisch worden bekeken en er werd geadviseerd om klager op een meer-zorg-afdeling te plaatsen. Van daaruit zou richting kunnen worden gegeven aan een geschikte plaatsing, waarbij klagers wens zou worden meegenomen. Die bevindingen werden ten tijde van de bestreden beslissing nog afgewacht.

Klager zou daadwerkelijk op de individuele zorgafdeling geplaatst worden, maar toen verbleef hij in afzondering. Hij heeft daardoor feitelijk nooit op de individuele zorgafdeling verbleven. Op dit moment (ten tijde van de zitting) verblijft klager op de separeerafdeling, omdat er sprake was van een incident waarbij een vloeistof naar een personeelslid is gegooid.

Verweerder weet hoe de situatie op dit moment is, maar klager kan met zijn negatieve gedrag geen overplaatsing afdwingen.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel. Hij wil graag worden overgeplaatst naar een andere instelling, bij voorkeur FPC De Kijvelanden, omdat er sprake zou zijn van een behandelimpasse, klager het vertrouwen in de instelling kwijt is en hij in de buurt van zijn netwerk wenst te verblijven.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder op het moment van de bestreden beslissing in redelijkheid kunnen concluderen dat het niet in het belang van klagers behandeling was om hem over te plaatsen naar een andere instelling. De instelling gaf immers aan nog behandelmogelijkheden te zien. Er werden in dat kader ook nog concrete stappen ondernomen, zoals het opnieuw bezien van de diagnostiek en de (voorgenomen) plaatsing van klager op de individuele zorgafdeling. Al met al was wel sprake van vertraging door klagers houding, maar (nog) niet van een behandelimpasse.

Klagers stelling dat zijn overplaatsing naar (bijvoorbeeld) FPC De Kijvelanden uit behandeloogpunt beter voor hem is, vindt geen steun in de stukken. Het is daarbij aan de instelling om te bepalen in hoeverre het in het kader van klagers behandeling van belang is dat zijn netwerk daarbij wordt betrokken. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat echter niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

De huidige situatie – dat wil zeggen: de (gewijzigde) omstandigheden na de datum van de bestreden beslissing – is in dit beroep in beginsel niet aan de orde. De beroepscommissie zal in R 20/8446/TB oordelen over de afwijzing van klagers overplaatsingsverzoek van 9 oktober 2020.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. A.C. Djadoenath en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven