Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16410/SGA, 11 december 2020, schorsing
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          20/16410/SGA            

Betreft [Verzoeker]      Datum 11 december 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft op 8 december 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van deelname aan activiteiten, voor de duur van acht dagen, vanwege de omstandigheid dat twee of meer personen op verzoekers afdeling positief getest zijn op COVID-19, ingaande op 8 december 2020 om 14:00 uur en eindigend op 16 december 2020 om 17:00 uur

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (AR 2020/1043).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker voert aan dat op 14 november 2020 de eerste gedetineerde op zijn afdeling positief is getest op corona. Als gevolg daarvan is verzoeker in quarantaine geplaatst middels een ordemaatregel. Deze ordemaatregel is vervolgens steeds weer verlengd waardoor verzoeker inmiddels ruim drie weken in quarantaine verblijft. Verzoeker geeft aan dat hij geen klachten heeft of heeft gehad en dat hij gedurende deze periode drie coronatesten heeft ondergaan welke allemaal negatief bleken te zijn.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de PI Alphen te maken heeft met besmettingen met COVID-19, waardoor er een aantal noodzakelijke maatregelen zijn getroffen. De directeur geeft aan dat in samenspraak met de afdeling Zorg, de GGD-Hollands Midden en de landelijke coördinatie infectiebestrijdingen is besloten om te werken met een zogenoemd ‘Outbreak Managementstrategie’. Deze strategie is gebaseerd op preventief meer testen, met name ‘ringsgewijs’, om zo eerder mogelijke clusters op te sporen. De directeur geeft aan dat er preventief getest zal worden en als blijkt dat iemand positief getest is die verblijft op de ‘ring’, dan zullen de op dat moment negatief geteste gedetineerden wederom zeven dagen in quarantaine gaan. Na deze periode zal dan weer iedereen getest worden. In de bestreden beslissing is opgenomen dat deze cyclus door zal blijven gaan tot de hele afdeling negatief getest is. Nu er bij de laatste preventieve testronde op verzoekers ‘ring’ positieve testuitslagen zijn geconstateerd, heeft de directeur verzoekers quarantaine verlengd. De directeur geeft aan dat de opgelegde maatregel noodzakelijk is om de gezondheid van verzoeker en van zijn medegedetineerden te waarborgen.

De voorzitter overweegt dat uit de inlichtingen van verzoeker volgt dat verzoeker inmiddels al ruim drie weken onafgebroken (middels een ordemaatregel die steeds wordt verlengd) in quarantaine verblijft, hetgeen niet wordt weersproken door de directeur. De directeur heeft aangeven een preventief testbeleid te hanteren wat inhoudt dat indien iemand positief test, alle gedetineerden uit diezelfde ‘ring’ in quarantaine moeten. De voorzitter maakt hieruit op dat iedereen van die ‘ring’ in quarantaine moet, ongeacht of zij met die persoon in aanraking zijn geweest of niet. Kennelijk geldt dit ook voor de gedetineerden die nog in quarantaine verbleven terwijl juist zij, vanwege die quarantaine, met niemand in contact zijn geweest. Zo verblijft verzoeker al ruim drie weken in quarantaine omdat er steeds iemand positief test, terwijl verzoeker – vanwege zijn quarantaine – daar niet mee in contact is geweest. Hierdoor lijkt er sprake te zijn van een quarantaineperiode die oneindig verlengd kan worden. De voorzitter overweegt dat deze maatregel vele malen verder strekt dan de landelijk gehanteerde maatregelen omtrent COVID-19. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de noodzaak tot verlenging dan ook niet gebleken nu verzoeker reeds (ruim) drie weken in quarantaine verblijft, waardoor hij dus niet met medegedetineerden in contact is geweest, hij geen corona gerelateerde klachten heeft of heeft gehad en bovendien tot drie keer toe negatief is getest op corona. Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek moet worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven