Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2333/GA, 31 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-18/2333/GA            

Betreft [Klager]

Datum 31 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het verstrekt krijgen van de verkeerde voeding (VU 2018/1369 en VU 2018/1371);

b.         de brandveiligheid in de inrichting (de beroepscommissie leest verbeterd: VU 2018/1370 en VU 2018/1372);

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 28 november 2018 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De beoordeling

Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Ontvankelijkheid

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet moet het met redenen omklede beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak worden ingediend. De directeur heeft in beroep aangevoerd dat klagers beroepschrift niet van gronden is voorzien. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager wel aan deze eis voldaan door op de uitspraak van de beklagrechter handgeschreven zijn bezwaren kenbaar te maken. Derhalve zal de beroepscommissie klager ontvankelijk verklaren in het beroep.

Inhoudelijk

Beklag a.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag b.

De beroepscommissie overweegt dat klager zich beklaagt over de afzuiging in de hele inrichting en de stroomkabels die uit de ramen hangen, waardoor de cel en de inrichting (brand)onveilig zijn. Op de directeur rust de plicht om ervoor te zorgen dat de cellen van de gedetineerden in goede staat verkeren. In artikel 2 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen staat dat de verblijfsruimte zodanig is uitgevoerd en ingericht dat zij voldoet aan de eisen die het karakter van de inrichting, de Arbowet en de brandveiligheidsvoorschriften daaraan stellen. Derhalve zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit onderdeel van het beklag.

De beroepscommissie doet het beklag om proceseconomische redenen zelf af. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan niet worden vastgesteld dat de brandveiligheid in de inrichting in het geding is en dat de directeur daardoor zijn zorgplicht heeft geschonden. De enkele stelling in het klaagschrift is daarvoor onvoldoende. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van het beklag onder b., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 31 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven