Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1049/GV, 25 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1049/GV

betreft: [klager] datum: 25 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager voldoet aan de eisen voor verlof. Zijn v.i.-datum is al in zicht. De commissie van toezicht heeft geoordeeld dat klagers verlofaanvraag ten onrechte is afgewezen. Het enkele feit dat het openbaar
ministerie tegen de inwilliging van de verzochte verlofaanvraag is, is niet voldoende de aanvraag af te wijzen. Daarbij komt dat een medeverdachte reeds lange tijd terug op vrije voeten is gesteld, terwijl veel gedetineerden met een veel omvangrijker
strafblad wel verlof wordt verleend.
Klager heeft niet gehandeld in drugs, noch heeft hij zich in het drugsmilieu opgehouden of gaat hij met verslaafde gedetineerden om. Een verwachte terugval in het drugsmilieu is dan ook niet aan de orde, te meer nu klager zich na zijn detentie elders
gaat vestigen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager kent een langdurig drugsverleden waarbij handelen in drugs centraal staat. De eerste veroordeling voor overtreding van de opiumwet dateert van 1999 en sindsdien is er met enige regelmaat sprake geweest van het overtreden van de opiumwet met
veroordelingen als gevolg. Klager wordt nog niet aangemerkt als veelpleger, maar de kans op recidive is aanwezig. Er is hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling. De zaak komt voor op 11 juni 2007.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring de Marwei te Leeuwarden heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden heeft negatief geadviseerd omdat het openbaar ministerie hoger beroep heeft aangetekend tegen klagers strafmaat en de kans op recidive bestaat omdat klager een langdurig verleden in
de
drugshandel heeft.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld wegens overtreding van de opiumwet.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Klager is eerder veroordeeld voor overtreding van de opiumwet. Hij wordt (nog) niet aangemerkt als veelpleger. In het onderhavige geval is klager in eerste instantie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De v.i.-datum zou vallen op of
omstreeks 20 juli 2007. Het tegen die uitspraak door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is nog niet behandeld. Niet is gebleken of voldoende aannemelijk geworden dat zich een van de contra-indicaties als bedoeld in artikel 4 van de
Regeling voordoet. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet mitsdien bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in onderling verband en samenhang bezien als onredelijk en onbillijk
worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor
het toekennen van een tegemoetkoming, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing ongedaan zijn te maken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven