Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/3249/TA, 24 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/3249/TA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2006 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het niet tijdig uitreiken van de schriftelijke mededeling van een maatregel tot afzondering

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is op 17 juni 2006 omstreeks 14.00 uur een maatregel van afzondering opgelegd. De schriftelijke mededeling van de
opgelegde maatregel is op 18 juni om 19.45 uur aan klager uitgereikt. De maatregel is opgeheven op 19 juni 2006 omstreeks 17.45 uur. De schriftelijke mededeling is na ommekomst van de gehanteerde 24-uurs-termijn uitgereikt. Het hoofd van de inrichting
doet een beroep op de verschoonbaarheid van dit verzuim. Het verzuim is minimaal en bovendien is klager hierdoor niet onevenredig in zijn belangen geschaad. Op grond van artikel 57 Bvt staat tegen de beslissing tot afzondering beklag open nadat de
afzondering twee dagen heeft geduurd. De dag waarop de beslissing tot afzondering is genomen blijft daarbij buiten beschouwing. Tegen een schending van de mededelingsplicht staat geen afzonderlijk beklag open. Verwezen wordt naar de memorie van
toelichting (Tweede Kamer, 1993-1994, 23445, nr. 3, p.57) waarin is bepaald dat tegen een schending van het hoorrecht geen afzonderlijk beklag openstaat. Het niet of niet tijdig voldoen aan de hoor- en/of mededelingsplicht is op te vatten als een facet
van de tenuitvoerlegging van een maatregel. Klager is gehoord en de schriftelijke mededeling is uitgereikt. Het hoofd van de inrichting meent dat klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag moet worden verklaard.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft het personeel gewezen op de schriftelijke mededelingsplicht. Zijn recht om de schriftelijke mededeling binnen 24 uur te ontvangen is niet
gehonoreerd. Het gaat klager niet om een tegemoetkoming, maar om de vaststelling dat dit recht is geschonden.

3. De beoordeling
Vast is komen te staan dat op 17 juni 2006 om 14.00 uur aan klager een maatregel van afzondering is opgelegd zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, Bvt. De schriftelijke mededeling van de maatregel is op 18 juni 2006 om 19.45 uur aan klager
uitgereikt. De maatregel is op 19 juni 2006 omtreeks 17.45 uur opgeheven.

Op grond van artikel 54, eerste lid, Bvt ontvangt de verpleegde onverwijld een schriftelijke en een met redenen omklede mededeling van voormelde afzonderingsmaatregel. In de memorie van toelichting bij artikel 54 staat onder meer het volgende: “(...) De
gevallen waarin aan TBS-gestelden onverwijld een schriftelijke, gemotiveerde mededeling moet worden verstrekt zijn dezelfde als de gevallen waarin TBS-gestelden vooraf gehoord dienen te worden. (...)”.
Het hoorrecht is geregeld in artikel 53 van de Bvt. In de memorie van toelichting bij dit artikel staat onder meer het volgende: “(...) Tegen een schending van het hoorrecht staat geen afzonderlijk beklag open; het betreft hier een formeel recht. Een
dergelijke schending kan er wel toe leiden dat het beklag tegen de beslissing waaromtrent betrokkene vooraf had moeten worden gehoord door de beklag- of beroepscommissie gegrond wordt geacht”.
Gezien de relatie die de wetgever blijkens de vermelde passages uit de memorie van toelichting legt tussen het hoorrecht en het recht op een schriftelijke mededeling, staat naar het oordeel van de beroepscommissie ook tegen een schending van
laatstbedoeld recht geen afzonderlijk beroep open.

Vast is komen te staan dat klager geen beklag heeft ingediend tegen de beslissing hem af te zonderen. Overigens staat tegen de afzonderingsbeslissing geen beklag open omdat deze gelet op artikel 57, derde en vierde lid, Bvt geen twee dagen heeft
geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft. Gelet op het vorenstaande had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te verklaren. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond
verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en prof.mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven