Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1803/TB, 23 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1803/TB

betreft: [klager] datum: 23 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.S. Lösing, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 april 2006 van de Minister van Justitie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 april 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klagers raadsvrouw mr. D.S. Lösing en namens de Minister, [...], medewerker van de afdeling Juridische Zaken bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager in een longstayvoorziening van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting, (hierna: de Pompestichting) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 december 1997 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 12 april 2000 geplaatst in het centrum voor
forensische zorg Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte).
Vervolgens is klager op 5 juli 2001 overgeplaatst naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).
Bij advies van 16 december 2005 van de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Overeenkomstig dit advies heeft de
Minister op 19 april 2006 beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland en is klager daar geplaatst.
De plaatsingsbeslissing is op 26 april 2006 aan klager toegezonden.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat het beroep zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs van klager kon worden verlangd. Klager is zwakbegaafd en heel passief. Hij is weliswaar op 18 april 2006 gehoord omtrent de longstayplaatsing maar niet in
staat om de gevolgen van een dergelijke beslissing te bevatten. Hij beseft ook niet wanneer de beroepstermijn gaat lopen. Aan de raadsvrouw is geen afschrift van de beslissing gezonden en zij was niet op de hoogte van de beslissing noch van de
daadwerkelijke plaatsing in de longstayvoorziening. Pas op 14 juli 2006 heeft de raadsvrouw vernomen dat klager in een longstayvoorziening was geplaatst. Er is tijdig beroep ingediend.
Niet is gebleken dat alle mogelijkheden om tot een behandeling te komen zijn uitgeput. Een tbs-gestelde komt pas in aanmerking voor plaatsing op een longstayafdeling indien behandeling in twee verschillende behandelsettingen heeft plaatsgevonden.
Meegewogen wordt nu ook klagers plaatsing in Oldenkotte maar daar heeft geen echte behandeling plaatsgevonden. Klager is in verband met een reorganisatie overgeplaatst van Oldenkotte naar de Van Mesdagkliniek. Klager is al lang, voordat hem een
behandeling van zes jaar is geboden, afgeschreven. Dit is niet conform de beleidsrichtlijnen. Bij voorkeur dient er meer dan één behandelpoging plaats te vinden. In 2002 werden er nog behandelmogelijkheden gezien en de vraag is of die mogelijkheden nog
onderzocht zijn. Dat men niet verder komt met klagers behandeling is juist een reden om hem over te plaatsen naar een andere behandelinrichting.
Het eerder door klager met de hand geschreven beroepschrift, waarnaar de vertegenwoordiger van de Minister verwijst, is een dictaat van zijn toenmalige raadsvrouw.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De termijnoverschrijding van het beroep is niet verschoonbaar. Hoewel de Awb niet van toepassing is, blijkt uit de Memorie van toelichting op de Bvt dat de Awb zoveel mogelijk doorwerkt in de Bvt. Jurisprudentie van de CRvB zoals de uitspraak van 11
juli 2002 AB 2002/363, is in overweging gegeven. Klager heeft eerder een handgeschreven beroep ingediend dat door hem wel tijdig is ingediend.
Uit de regelgeving en de jurisprudentie volgt niet dat een tweede behandelsetting noodzakelijk is. Hieruit afgeleid kan worden dat er sprake dient te zijn van een intramurale behandeling van meer dan zes jaar. Bij voorkeur dient er sprake te zijn van
meer dan een behandelpoging. Niet gesteld kan worden dat er onvoldoende behandelpogingen zijn ondernomen. De weigerachtige opstelling van klager en de bij hem aanwezige stoornissen boden onvoldoende perspectief voor nieuwe (intensievere)
behandelpogingen. Er konden geen op verandering gerichte behandelactiviteiten worden ontwikkeld. Het delictrisico wordt blijvend zeer hoog ingeschat. De behandeltrajecten hebben niet geresulteerd in substantiële vermindering van het delictgevaar. De
stoornis, waar klager ten tijde van het delict aan leed, is nog steeds onverminderd aanwezig.
De directe redenen voor overplaatsing van klager vanuit Oldenkotte naar de Van Mesdagkliniek waren organisatorisch van aard maar ook persoonlijke omstandigheden hebben meegewogen. Verwacht werd dat klager in de Van Mesdagkliniek een goede
behandelsetting op de psychoseafdeling kon worden geboden. Sinds zijn plaatsing in Oldenkotte heeft klager zich passief opgesteld. Uit pro justitia rapportages blijkt dat hij zich altijd erg verzet heeft tegen onderzoek.
Het beroep zal ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft op 14 juli 2006 vernomen dat klager is geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting en heeft op 19 juli 2006 beroep aangetekend tegen de beslissing van de Minister van 19 april 2006. Uit de stukken kan niet worden
opgemaakt op welke datum de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt, noch op welke datum klager daar geplaatst is. Aan de raadsvrouw is geen afschrift van de beslissing gezonden. Zij heeft aangegeven dat klager, die zwakbegaafd is, de gevolgen
van
een dergelijke beslissing/plaatsing niet kan inschatten en dat hij zich niet heeft gerealiseerd wanneer de beroepstermijn zou aanvangen.
Gelet op het hiervoor vermelde is de beroepscommissie van oordeel dat het beroepschrift zo spoedig mogelijk is ingediend als redelijkerwijs van klager kan worden verwacht en zij zal klager in zijn beroep ontvangen.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Volgens het betreffende beleidskader dient ook nog aan de volgende criteria te worden voldaan voordat plaatsing op een longstayafdeling kan plaatsvinden: a) de terbeschikkinggestelde dient conform ‘state of the art’ alle behandelingsmogelijkheden te
ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen zonder dat dit geleid heeft tot substantiële vermindering van het delictgevaar (....) en b) er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 9 november 2005 en het advies van de LAP van 16 december 2005, welke naar het
oordeel van de beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat
voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling van de Van Mesdagkliniek niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstayafdeling voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening
vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager slecht bereikbaar is voor behandeling door ontbrekende behandelmotivatie en geringe cognitieve vaardigheden.
Er is sprake van een ernstige meervoudige chronische psychiatrische aandoening in combinatie met voortdurende verslavingsproblematiek. Dat het delictgevaar nog onverminderd aanwezig is, wordt bevestigd door de uitkomst van de risicotaxatie, die hoog
is.
Namens klager is aangevoerd dat hem geen behandeling in minimaal twee klinieken is aangeboden. De beroepscommissie is van oordeel dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat de aan klager geboden behandeling onvoldoende zou zijn. Het thans geldende
beleidskader spreekt wel een voorkeur uit voor behandeling in minimaal twee behandelsettingen maar dit is geen hard vereiste waaraan een behandeling moet voldoen om als ‘state of the art’ aangemerkt te kunnen worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven