Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6707/GB, 17 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6707/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 17 december 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 6 april 2020 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager begrijpt de bestreden beslissing, maar hij wil graag een kans. De gewenste diagnose zou kunnen worden afgewacht, voordat de beslissing definitief wordt. Klager heeft zich in het verleden niet aan de voorwaarden van de reclassering gehouden, maar hij stond toen heel anders in het leven dan nu. Klager heeft een positieve instelling. Hij wil deze graag vasthouden, ondanks de negatieve omgeving waarin hij verblijft, en aan zichzelf werken. Hij heeft een steuntje in de rug nodig. Klager wil er zijn voor zijn gezin, onder wie zijn vierjarige dochter.

Klager heeft de voortgangsrapportage van de inrichtingspsycholoog overgelegd. Anders dan de reclassering, schrijft de psycholoog dat er geen sprake is van psychosociale, somatische en psychische problematiek. Klagers urinecontroles zijn allemaal negatief. Klager heeft geen akkoord gegeven op het reclasseringsadvies.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat er ten tijde van de bestreden beslissing geen psychologische rapportage was opgemaakt. Klager wordt ook onbetrouwbaar in het nakomen van afspraken geacht, zo volgt uit de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI). Het recidiverisico en het risico op letselschade worden als hoog-gemiddeld ingeschat. De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard en het Openbaar Ministerie hebben negatief geadviseerd. De inrichtingspsycholoog adviseert klager aan te melden voor behandeling. Hoewel klagers positieve instelling is te prijzen, kan de afwijzing van zijn verzoek niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 28 oktober 2016 gedetineerd. Hij is niet-onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventig maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld in vereniging. Daarnaast ondergaat hij het uitstel of afstel van een VI van 730 dagen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 oktober 2022.

 

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden; en

-    die zijn gepromoveerd.

Op grond van het derde lid van het artikel kunnen gedetineerden ook in een ZBBI worden geplaatst als verweerder akkoord is met een voorstel voor deelname aan een PP. Het verblijf in de ZBBI moet in dat geval direct worden gevolgd door deelname aan het PP en duurt maximaal zes maanden.

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres; en

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Uit het voorgaande volgt dat een gedetineerde op z’n vroegst pas in aanmerking komt voor deelname aan een stapeltraject als zijn strafrestant maximaal anderhalf jaar is. Klagers strafrestant is op dit moment langer dan anderhalf jaar. De afwijzing van klagers verzoek kan alleen daarom al niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 17 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven