Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1671/TB, 15 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1671/TB

betreft: [klager] datum: 15 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 29 juni 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 januari 2007, gehouden in de tbs-inrichting Veldzicht te Balkbrug, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens de Minister, mevrouw mr. W.B. Gaasbeek, landsadvocaat.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna: Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 22 februari 1989 ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 18 mei 1989 aangevangen.
Klager heeft sindsdien verbleven op verschillende afdelingen van de Pompekliniek. Deze inrichting heeft klager op 31 oktober 2005 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 16 december 2005 van de Landelijke Adviescommissie
Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 6 januari 2006 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Minister heeft op 10 januari 2006 beslist klager in die voorziening te plaatsen.
Bij uitspraak 06/275/TB van 30 mei 2006 heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de longstayplaatsing op materiële grond gegrond verklaard omdat de Minister na herhaald rappel niet binnen de gegeven uiterste termijn de gevraagde stukken heeft
toegezonden en hij de beroepscommissie niet in staat heeft gesteld het beroep naar behoren te beoordelen. De beslissing van 10 januari 2006 is door de beroepscommissie vernietigd en de Minister is opgedragen met inachtneming van haar uitspraak een
nieuwe plaatsingsbeslissing te nemen binnen een maand na ontvangst van de uitspraak.
Bij brief van 28 juni 2006 heeft de Pompestichting de longstaystatus van klager herbevestigd. Vervolgens is klager op 29 juni 2006 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Minister heeft op 29 juni 2006
beslist klager in die voorziening te plaatsen.
Klager verblijft sinds 22 februari 2006 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de alcoholtesten afgenomen bij klager altijd een score van 0,0 opleverden, ook na intrekking van het buiten wonen. Zijn werkgeefster heeft hem al die jaren nooit naar de inrichting teruggestuurd. Hij is nooit
officieel gehoord door de directie van de Pompekliniek en kwam in een patstelling met pesterijen van het personeel terecht. Zelfs de maandcommissaris heeft nooit gereageerd, ondanks dat hij deze drie maanden lang heeft bezocht. De blikjes bier, die in
september 2005 op zijn kamer zijn gevonden, waren niet van klager, maar van een andere bewoner. De blikjes lagen duidelijk zichtbaar in een emmer. De deuren van de kamers zijn nooit op slot, dus iedereen kan zomaar binnenkomen. Er hangen camera’s op de
gang, die registreren wie de kamers ingaan. Door de opnamen te bekijken had nagegaan kunnen worden wie er op klagers kamer is geweest. Klager slikte toen Refusal en klager ontkent zelf te hebben gedronken. De blaastest die vervolgens bij hem werd
afgenomen was negatief. Klager heeft gevraagd om een bloedtest, maar dat is geweigerd door de inrichting. De bloedtest biedt de mogelijkheid om het alcoholgebruik van de laatste vierentwintig uur na te gaan. De inrichting heeft onzorgvuldig gehandeld
door deze bloedtest te weigeren. Ook had de inrichting betere controle kunnen uitoefenen op het innemen van Refusal door klager.
Klager is van mening dat hij ten onrechte is teruggeplaatst in de inrichting. Klager zou het liefst terug willen naar het begeleid wonen project.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 30 mei 2006 is de Pompestichting gevraagd nader omtrent klager te rapporteren. Uit deze rapportage van 28 juni 2006 komt naar voren dat de Pompestichting adviseert de longstaystatus te
bevestigen. De aanwezigheid van een duidelijke begeleidingsnoodzaak en de reeds jaren stagnerende behandeling nopen tot dit besluit. De in 2004 gestarte resocialisatiepoging liep vast op zowel aanwijzingen voor hervatting van alcoholgebruik (hetgeen
echter door klager wordt ontkend) maar ook doordat klager gedurende lange tijd afzag van de mogelijkheid te spreken over de bij hem aangetroffen lege bierblikjes. De daardoor afwezige dan wel onvoldoende begeleidbaarheid heeft geresulteerd in de
vernieuwde longstayindicatie.
De ernst van de psychopathologie, de ontbrekende behandelresultaten en de nog altijd aanwezige structuurloosheid van klager, waarbij zowel alcohol als het gebruik van andere middelen de aanzet kunnen geven tot het daadwerkelijk overschrijden van
grenzen
met het daaraan gekoppelde risico voor anderen, maakt dat een longstayindicatie op zijn plaats is.

Namens de Minister heeft mr. W.B. Gaasbeek het woord gevoerd overeenkomstig de aan de beroepscommissie overgelegde pleitnota, voor zover inhoudende, zakelijk samengevat.

Klager heeft sinds 18 mei 1989 verbleven in verschillende afdelingen van de Pompekliniek. Vanaf 8 december 1997 verbleef klager in het kader van proefverlof in het psychiatrisch centrum Willem Arntszhoeve.
Klager blijft echter beïnvloedbaar voor ongewenste gedragingen en is afhankelijk van regelmatige contacten met voor hem vertrouwde hulpverleners, die de orde, structuur en regelmaat in zijn leven bewaken en hem behoeden voor het afglijden in
maatschappelijke, sociale en relationele chaos. Op 15 september 2000 wordt het proefverlof ingetrokken en wordt klager teruggeplaatst in de Pompekliniek. Klager wordt onder meer verdacht van alcoholmisbruik.
De Pompestichting meldt klager, mede gelet op de onveranderde en chronische psychopathie, op 9 juli 2002 aan voor longstayplaatsing. De LAP heeft op 14 september 2002 positief beslist en klager verbleef sinds januari 2003 in het Kempehuis.
Op 15 april 2004 doet de Pompestichting het verzoek om de longstaystatus op te heffen teneinde te starten met een aangepast resocialisatietraject. In de afgelopen jaren heeft er een verschuiving plaatsgevonden in het functioneren van klager, die heeft
geleid tot een andere visie ten aanzien van zijn verblijf in het Kempehuis. De LAP heeft op 15 oktober 2004 geoordeeld dat de longstaystatus kon worden opgeheven. Nadat op 25 januari 2005 een machtiging tot transmuraal verlof is verleend verhuist
klager
in februari 2005 naar een begeleid wonen project in de nabijheid van het Kempehuis.
Belangrijk aandachtspunt van deze tweede resocialisatiepoging is dat klager zich onthoudt van alcohol en drugs. De Pompestichting verneemt echter dat klager zou zijn teruggevallen in alcoholgebruik, terwijl hij dagelijks Refusal zou nemen. Bij controle
op zijn kamer worden vijftien lege grote blikken bier aangetroffen. Klager wordt hierop vier weken in de gelegenheid gesteld om opheldering te verschaffen over zijn alcoholgebruik en -kennelijk- het sjoemelen met zijn medicatie. Klager weigert echter
openheid van zaken te geven en zijn verklaring strookt niet met de waarnemingen en bevindingen van de inrichting. Een en ander leidt uiteindelijk tot intrekking van de machtiging tot transmuraal verlof en een hernieuwde longstayaanvraag door de
Pompestichting op 31 oktober 2005. Het ziektebeeld van klager moet min of meer als chronisch worden beschouwd. De behandeling kent van meet af aan geen vooruitgang. Opnieuw is gebleken dat klager in een andere leefomgeving, waar meer van hem wordt
verwacht en gevraagd, het niet lange tijd kan redden. Voorts is klager blijvend delictgevaarlijk.
Bij advies van 16 december 2005 concludeert de LAP dat de longstaystatus van klager toch wel reëel blijkt, nu klager op vele gebieden te kwetsbaar is om in een op verandering en verdere resocialisatie gericht milieu te functioneren.

In het licht van het vorenstaande zijn de door en namens klager in beroep genoemde bezwaren tegen zijn longstayplaatsing ongegrond.
De stellingen van klager zijn voorts niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Klager heeft zelf verteld dat hij tijdens het gebruik van Refusal één biertje heeft gedronken. Klager wil zelf geen openheid van zaken geven over de lege bierblikken in zijn
kamer. Voorts stroken de verklaringen van klager niet met onder meer de videobeelden.
Indien de beroepscommissie van mening is dat er nog onduidelijkheid bestaat over het aantreffen van de bierblikken in klagers kamer kan de Pompestichting zo nodig een nadere schriftelijke toelichting geven.
Voorts heeft de Pompestichting klager wel degelijk geïnformeerd en gehoord over het voornemen om zijn longstaystatus opnieuw aan te vragen. Verwezen zij naar de wettelijke aantekeningen over de periode van 7 augustus 2005 tot 1 december 2005, waarin is
weergegeven dat klager het niet eens is met het opnieuw aanvragen van zijn longstaystatus.
Van de door klager gestelde pesterijen is niets gebleken.
Vaststaat dat de Minister binnen een maand na ontvangst van de uitspraak van 30 mei 2006 een nieuwe beslissing heeft genomen. Dat deze beslissing pas enkele dagen daarna door de kliniek aan klager is uitgereikt, maakt niet dat de beslissing van de
Minister niet tijdig zou zijn genomen, laat staan onzorgvuldig zou zijn.

De Minister heeft op grond van al het vorenstaande in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Klager is begin februari 2005 verhuisd naar een begeleid wonen project in de nabijheid van het Kempehuis. Begin september 2005 worden bij een kamercontrole lege bierblikjes aangetroffen. Op 9 september 2005 is klagers transmurale verlof opgeschort en
is
klager teruggeplaatst in het Kempehuis. Op 31 oktober 2005 heeft de Pompestichting klager aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling.

De beroepscommissie is van oordeel dat het aantreffen van lege bierblikjes op klagers kamer voor meerdere uitleg vatbaar is. Onweersproken door de Minister staat vast dat de deur van klagers kamer niet afgesloten is en elke andere bewoner zijn kamer
kan
inkomen. Klager heeft voorts stelselmatig ontkend dat deze bierblikjes van hem waren.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de inrichting onvoldoende onderzoek gedaan naar de herkomst van de bedoelde bierblikjes, mede gelet op de evenmin weersproken en door klager gestelde uitslagen van de hem afgenomen blaastesten. Gelet op de
verstrekkende gevolgen voor klager, die zijn verbonden aan het aantreffen op klagers kamer van genoemde bierblikjes, had een deugdelijk vaststellen van de feiten door de inrichting in de rede gelegen.
De beroepscommissie is voorts van oordeel dat er ook andere mogelijkheden zijn, zoals het verstrekken van Refusal aan klager onder toezicht.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening te plaatsen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu de
bestreden
beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen binnen uiterlijk een
maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
De beroepscommissie hoeft nu geen beslissing over een tegemoetkoming te nemen, omdat daar al eerder over is beslist in de uitspraak 06/275/TB van 30 mei 2006.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mevr.mr.I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr.S.A.H. de Bruin, secretaris, op 15 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven