Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1190/GV, 11 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1190/GV

betreft: [klager] datum: 11 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Zijn verzoek is op onjuiste gronden afgewezen. Klager heeft na het incident met een medewerkster van het b.s.d. zijn excuses aangeboden en deze zijn aanvaard. Daarbij is de disciplinaire straf hem niet
opgelegd. Klager heeft nooit eerdere een straf of maatregel opgelegd gekregen. Klager wil graag met verlof omdat zijn dochter 13 mei a.s. één jaar wordt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ondanks de gegrondverklaring van 17 april 2007 van het beroep gericht tegen de afwijzende beslissing van 28 maart 2007 naar aanleiding van klagers verzoek om algemeen verlof is klagers onderhavige verzoek wederom afgewezen. De reden hiervoor is het
feit
dat klager na de mededeling dat hij geselecteerd was voor een inrichting met een normaal beveiligingsniveau dit de medewerkster van het b.s.d. zeer kwalijk heeft genomen en haar heeft beledigd en bedreigd. Klager zei letterlijk: ik maak je af en laat
je
ontslaan. Klager is een disciplinaire straf opgelegd, maar vanwege zijn plaatsing in de gevangenis Grave voorwaardelijk opgelegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij heeft daarbij met name aangegeven dat een verlof een goede optie zou zijn om te bekijken of klager een geschikte kandidaat zou
zijn voor een p.p. met elektronisch toezicht.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Alkmaar heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van plaatsing van klager in een inrichting met regimair verlof. Reden daarvoor is de omstandigheid dat klager geen blijk heeft gegeven
de ernst van de door hem gepleegde feiten voldoende in te zien en de omstandigheid dat hij eerder is veroordeeld terzake van geweldsdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie.
De politie van de gemeente Helmond heeft, blijkens het advies van de directeur van het h.v.b. Lelystad, geen bezwaar tegen het verlenen van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving, handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 januari 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken komt naar voren dat klager zich verbaal agressief heeft opgesteld jegens een medewerkster van het b.s.d. toen hem de, in zijn ogen, onjuiste selectiebeslissing werd medegedeeld. Hij heeft daarbij zware bedreigingen geuit. De
beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven