Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0374/GB, 10 mei 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-05-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/374/GB

Betreft: [klager] datum: 10 mei 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 februari 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 26 maart 2007 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot intrekking van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 september 2001 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Alphen aan den Rijn. Op 29 januari 2007 is hij geselecteerd voor een p.p. Op 5 februari 2007 heeft de selectiefunctionaris deze beslissing ingetrokken.

3. De standpunten
3.1. De raadsman van klager heeft aangegeven te persisteren bij hetgeen hij in bezwaar reeds heeft aangevoerd. Verder heeft hij samengevat en zakelijk weergegeven, nog het volgende aangevoerd.
In de beslissing op bezwaar springen twee stellingen van de selectiefunctionaris in het oog: het zou gaan om een serieuze liquidatiedreiging en het zou zeer betrouwbare criminele informatie betreffen. Deze stellingen stroken niet met het proces-verbaal
van het GRIP. Het gaat slechts om informatie van één CIE-informant va de politie Haaglanden, van wie de betrouwbaarheid niet is vastgesteld. Daarbij hebben eerdere berichten omtrent liquidatiedreigingen geen aanleiding gevormd klagers verlof in te
trekken.
De informatie is niet door de LovJ op betrouwbaarheid getoetst, hetgeen in de rede had gelegen, aangezien eerdere dreigingen vals bleken te zijn. Klager is ook niet met de informatie geconfronteerd.
Gelet op vorenstaande is het fundament aan de bestreden beslissing komen te ontvallen.
Tot slot is de informatie enkel aan de directeur, en niet aan de selectiefunctionaris verstrekt.
Klager heeft er belang bij op korte termijn alsnog een p.p. krijgen, aangezien zijn v.i.-datum op of omstreeks 22 juni 2007 is.

Klager heeft desgevraagd aangevoerd dat hij éénmaal eerder slachtoffer is geweest van een liquidatiepoging. Verder geeft hij aan dat er in de stukken ook onjuiste informatie zit, zoals over een incident tijdens verlof, terwijl klager toen geen verlof
had.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit het meldpunt GRIP is een melding binnengekomen dat sprake is van een serieuze liquidatiedreiging. Deze dreiging kan niet genegeerd worden. Het gevangeniswezen is verantwoordelijk voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Vanuit het GRIP is medegedeeld dat de zaak nog verder onderzocht wordt, maar dat de manier waarop de informatie is binnengekomen als zeer betrouwbaar wordt opgemerkt. Dit vormde de aanleiding de beslissing aan te houden en de op 29 januari 2007 gegeven
beslissing tot deelname aan een p.p. in te trekken. Na ongegrond verklaring van het bezwaar is aangegeven dat er geen oordeel gegeven kan worden over de betrouwbaarheid van de informatie. Wel wordt daarbij aangegeven dat het aanbevolen wordt klager te
plaatsen in een inrichting met een regime waar ononderbroken tenuitvoerlegging van zijn detentie gegarandeerd blijft en zijn veiligheid gewaarborgd kan worden.

4. De beoordeling
De Minister van Justitie is verantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid van gedetineerden. Deze verantwoordelijkheid strekt zich derhalve ook uit tot de gedetineerden die deelnemen aan een p.p. Er is informatie voorhanden waaruit valt af te
leiden dat sprake is van een liquidatiedreiging. Hoewel door het GRIP geen oordeel gegeven kon worden over de betrouwbaarheid van de informatie, moet deze toch serieus genomen worden, temeer nu klager heeft verklaard eerder éénmaal slachtoffer te zijn
geweest van een liquidatiepoging. Op grond van de door de selectiefunctionaris verstrekte inlichtingen is voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de veiligheid van klager bij deelname aan het p.p. onvoldoende kon worden gewaarborgd.
Daarom kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 mei 2007

secretaris voorzitter

Naar boven