Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6525/GM, 11 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6525/GM                        

Betreft [Klager]            Datum 11 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat de tandarts geen antibioticumkuur wilde voorschrijven maar zijn kies (gebitselement 36) wilde trekken omdat de kies niet meer te behandelen is.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingstandarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De tandarts heeft onjuist gehandeld, klager beledigd en benadeeld en hij had een denigrerende houding jegens klager. Klager heeft onnodig lang met een ontsteking in zijn kies en pijn rondgelopen. Klagers eigen tandarts had, voordat klager in detentie ging, een noodvulling in de betreffende kies geplaatst. De tandarts in de PI Dordrecht wilde in 2019 de kies al trekken, maar klager was het daar niet mee eens omdat hij dan zijn kauwfunctie zou verliezen. Op 12 juli 2019 is klager overgeplaatst naar Heerhugowaard. Daar is zijn noodvulling eruit gevallen en klager heeft toen op 26 augustus 2019 een wortelkanaalbehandeling ondergaan. In november 2019 is klager teruggeplaatst in de PI Dordrecht. In februari 2020 kreeg klager een ontsteking in dezelfde kies. De tandarts was van mening dat de enige optie het trekken van de kies was, maar klager wilde een antibioticum. Volgens de informatie die klager heeft opgezocht mag een kies niet getrokken worden als er een ontsteking zit. Klager had nog drie weken in de zeer beperkt beveiligde inrichting te gaan en wilde daarna naar zijn eigen tandarts voor een behandeling. De inrichtingstandarts wilde echter geen antibioticum voorschrijven. Als klager dat toch wilde moest hij een weekendarts raadplegen en het zelf bekostigen. Klager heeft het afdelingshoofd erbij betrokken en heeft uiteindelijk via de huisarts een antibioticum voorgeschreven gekregen. De ontsteking is inmiddels weg en de kies is genezen. Als de kies uitbehandeld was, zou de vorige tandarts geen wortelkanaalbehandeling hebben uitgevoerd. De vorige tandarts had verteld dat de kies lang open had gestaan door defect materiaal waardoor een ontsteking was ontstaan. Klager is het niet eens met de mededeling van de tandarts dat hij geen lijdensdruk presenteerde. Klager kon al een paar nachten niet slapen van de pijn. Klager heeft niet terstond om antibioticum verzocht, maar pas na de beoordeling door de tandarts. Ook heeft hij niet over beklag gesproken tijdens het bezoek. Klager is daarna geadviseerd door piw-ers, die voor hem het medisch beklagformulier hebben uitgeprint en die hem vertelden dat hij het rechtstreeks naar het NIFP, de afdeling gezondheidszorg, moest opsturen. Klager heeft een brief bijgevoegd van 25 februari 2020 waarin de ontvangst van zijn bemiddelingsverzoek wordt bevestigd. In die brief staat onder meer dat de huidige procedure niet is gevolgd, dat het gesprek met het hoofd zorg wordt overgeslagen en dat getracht wordt de klacht binnen de gestelde termijn te behandelen. De klacht is ter informatie doorgestuurd naar het hoofd zorg. In de periode van twee weken pijn heeft klager niet kunnen werken en is hij inkomsten misgelopen. In zijn weekendverlof heeft hij zijn zoontje niet kunnen bezoeken en onnodig veel pijnstillers moeten slikken. Klager verzoekt om een tegemoetkoming en vergoeding voor pijn en leed en emotionele schade. Daarnaast heeft hij inkomstenderving geleden.

Standpunt van de inrichtingstandarts

Op 11 juni 2019 is klager voor het eerst op consult verschenen in verband met een afbrokkelende restauratie 36. De kies bleek in 2018 door zijn eigen tandarts endodontisch behandeld te zijn, maar de behandeling was niet afgerond. De prognose van de kies was suboptimaal wat klager ook is meegedeeld. Klager is vervolgens voor een endodontisch consult ingepland, waarvoor extra tijd is ingepland, om te bekijken of een verdere endodontische behandeling mogelijk was. Op 15 juli 2019 is klager niet verschenen op zijn afspraak. Hij bleek overgeplaatst te zijn. Op 1 augustus 2019 is klager gezien door een collega in PI Heerhugowaard en in die maand verder behandeld aan kies 36. Op 26 augustus 2019 is door zijn collega geconstateerd dat de prognose van kies 36 dubieus was. Klager had inmiddels twee antibioticakuren voorgeschreven gekregen. Na wederom te zijn overgeplaatst naar PI Dordrecht, heeft klager zich op 10 februari 2020 gemeld bij de medische dienst in verband met pijnklachten door kies 36. Klager is vervolgens op 11 februari 2020 op consult gekomen bij de tandarts. Er bleek sprake van een verzwakte en uitgebreid gerestaureerde en percussiegevoelige endodontisch behandelde kies 36. Er was sprake van pocketvorming buccaal en furcatiebetrokkenheid. Er was tevens een kleine fistel zichtbaar en geen sprake van een zwelling. Klager presenteerde geen lijdensdruk en verzocht terstond om een antibioticumkuur. Aan klager is aan de hand van röntgenfoto’s, het klinisch beeld en de al uitgevoerde behandeling uitgelegd dat de betrokken kies uitbehandeld is. Een antibioticumkuur heeft in het verleden tot tweemaal toe niet geleid tot het gewenste, duurzame resultaat. Ook is uitgelegd dat het veelvuldig voorschrijven van antibiotica resistentie kan veroorzaken. Het behandelvoorstel, extractie van de kies, is door klager verworpen. Klager gaf aan in beklag te gaan als geen antibioticum verstrekt zou worden. Aangezien klager nog geen pijnmedicatie voorgeschreven had gekregen, is eerst paracetamol met zo nodig ibuprofen voorgesteld en voorgeschreven. Klager persisteerde echter in zijn wens om nu al een antibioticum te ontvangen. Hij gaf hierbij aan over vier weken vrij te komen en dan naar zijn eigen tandarts te willen. Hierop anticiperend is gezegd dat het klager vrij staat om, gelet op het detentieregime, ook nu al een externe tandarts te bezoeken. Anders dan klager stelt hangt het voorschrijven van een antibioticum niet af van een bekostigingsmodel maar van een indicatiestelling. In zijn afwezigheid is een waarnemend collega nog eenmaal telefonisch benaderd door de medische dienst over klagers situatie. Hierbij is duidelijk gemaakt dat een extractie is geïndiceerd en pas in het uiterste geval een antibioticumkuur.

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

De medisch adviseur heeft zich in zijn bemiddelingsverslag op het standpunt gesteld dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht, nu klager de klacht niet via de medische dienst heeft laten verlopen en klager al uit detentie is.

De beroepscommissie overweegt hierover het volgende. In eerste instantie dient naar aanleiding van de klacht tegen het medisch handelen van de inrichtings(tand)arts te worden bemiddeld door het hoofd zorg van de inrichting waar de klacht speelt. Mocht dat niet tot een oplossing leiden, dan stuurt het hoofd van de medische dienst desgewenst de klacht ter verdere bemiddeling door naar de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Klager heeft te kennen gegeven dat hij het afdelingshoofd heeft betrokken bij zijn verzoek om antibioticum en dat hij zijn klacht op advies en met hulp van piw-ers rechtstreeks heeft gestuurd naar het adres van de medisch adviseur dat op het beklagformulier staat genoteerd. In de ontvangstbevestiging namens de medisch adviseur van 25 februari 2020, staat vermeld dat het gesprek met het hoofd zorg wordt overgeslagen en dat wordt geprobeerd de klacht binnen de gestelde termijn te behandelen. De klacht is ter informatie doorgestuurd naar het hoofd zorg. Gelet op de door klager beschreven gang van zaken, die niet is betwist, en de aan hem verstrekte informatie, ziet de beroepscommissie aanleiding om klager in zijn klacht te ontvangen.

Inhoudelijk

Nadat klager op 11 juni 2019 bij de tandarts in de PI Dordrecht op consult is geweest in verband met element 36, heeft een andere tandarts op 26 augustus 2019 een wortelkanaalbehandeling in die kies uitgevoerd. Na zijn terugplaatsing in de PI Dordrecht is klager in verband met pijnklachten aan dezelfde kies op 11 februari 2020 gezien door de tandarts. Er was volgens de tandarts bij element 36 sprake van een afbrokkelende restauratie. Element 36 is vervolgens röntgenologisch onderzocht. Er was sprake van een verzwakte en uitgebreid gerestaureerde percussiegevoelige endodontisch behandelde kies en van pocketvorming buccaal en furcatiebetrokkenheid. Ook was een kleine fistel zichtbaar. Er was geen sprake van een zwelling. De tandarts heeft aan de hand van röntgenfoto’s en de al uitgevoerde behandeling uitgelegd dat de kies is uitbehandeld en dat extractie van de kies is geïndiceerd. De prognose van de kies was suboptimaal. Antibioticum had tot tweemaal toe niet tot het gewenste resultaat geleid. Als alternatief werd als pijnmedicatie paracetamol, zo nodig aangevuld met ibuprofen, voorgesteld. Klager heeft het behandelvoorstel verworpen en wilde antibioticum, wat hij uiteindelijk ook heeft gekregen.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de inrichtingstandarts onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De inrichtingstandarts kon zijn diagnose stellen op basis van dat onderzoek en de in het kader daarvan gemaakte röntgenfoto’s. Evenmin is gebleken dat op grond van die diagnose een onzorgvuldige afweging is gemaakt of een onjuiste behandeling is voorgesteld. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (Pm) neergelegde norm.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat de inrichtingstandarts hem onheus heeft bejegend, overweegt de beroepscommissie dat blijkens hoofdstuk 7 van de Nota van toelichting bij de Pm geen beklag openstaat tegen feitelijke gedragingen die niet zijn aan te merken als medisch handelen van de (tand)arts of de voor hem werkzame personen. Het klachtonderdeel over bejegening betreft geen medisch handelen als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Pm. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager ter zake van dat onderdeel niet in zijn klacht kan worden ontvangen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover de klacht ziet op de weigering van de tandarts om antibioticum te verstrekken.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover de klacht ziet op de wijze waarop hij door de tandarts is bejegend.

Deze uitspraak is op 11 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. A.A.J. Jeurissen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven