Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4194/GA, 29 december 2020, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4194/GA

Betreft [klager]

Datum 29 december 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zijn rekening-courant niet klopt.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 15 mei 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (AE-2019-000102). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in de PI Krimpen aan den IJssel rogatoir gehoord op 26 maart 2019, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Klager heeft zijn klacht toen onderbouwd met een overzicht rekening-courant, dat hij ook bij zijn beroepschrift heeft gevoegd. Op 5 december 2018 is één keer €1,- voor telefonie afgeschreven, maar op hetzelfde tijdstip is zomaar €2,- afgeschreven. Daarna is hij op 24 december 2018 onterecht ziek gemeld. Vervolgens is op 27, 28 en 31 december 2018 geen loon betaald. Op 31 december 2018 is hij overgeplaatst en toen is €3,- afgeschreven voor de televisie voor de periode van 31 december 2018 tot en met 7 januari 2019, terwijl hij al weg was. Tevens is op 2 januari 2019, 4 januari 2019 en 7 februari 2019 geld afgeschreven, terwijl hij weg was en de bestelling (de beroepscommissie begrijpt: bij de winkel) gecanceld was. Klager heeft aangeven dat hij dit al vanaf 5 december 2018 bij het personeel heeft gemeld en sprekersbriefjes bij de financiële administratie heeft ingediend, maar dat hij geen antwoord heeft gekregen.

Klager heeft de inhoudelijke reactie van de directeur niet gekregen. Klager had geen uitnodiging en transport voor de beklagzitting van 15 mei 2019 om zijn standpunten aannemelijk te maken, terwijl de directie wel die kans heeft gekregen. Klager heeft van de commissie van toezicht niet de volledige stukken gekregen. De uitspraak is onvoldoende gemotiveerd en de relevante feiten zijn niet gebruikt. Klager verzoekt hem te compenseren en de schade te vergoeden in verband met de lange tijd dat deze klacht duurt en de psychische en fysieke klachten die hij in samenhang met zijn strafzaak en veiligheidssituatie ervaart.    

Standpunt van de directeur

Klager stelt in zijn klacht van 4 januari 2019 dat zijn rekening-courant niet klopt. Wie stelt zal met bewijzen ‘overzicht(en) rekening-courant’ moeten aantonen dat er zaken niet kloppen. Het is voor de directeur anders onmogelijk om onderzoek te doen. Klager had ten tijde van de beklagzitting geen overzicht van zijn rekening-courant bij de klacht gevoegd als bewijs. Het verbaast de directeur dat er nu in beroep wel een overzicht rekening-courant bij de stukken zit. Dit overzicht is overigens niet van de PI Alphen, maar van de PI Krimpen aan den IJssel. Verzocht wordt de uitspraak van de beklagrechter te handhaven.  

3. De beoordeling

Voor zover door klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Ten aanzien van de periode na het indienen van de klacht, op 4 januari 2019, merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van het beklag valt. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten. Klager verbleef tot 31 december 2018 in de PI Krimpen aan den IJssel. Aan de orde is dus (slechts) de juistheid van klagers rekening-courant tussen 31 december 2018 en 4 januari 2019.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, nu de klacht niet nauwkeurig is omschreven en derhalve niet voldoet aan de in artikel 61, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) gestelde eis. De beroepscommissie stelt vast dat uit het proces-verbaal van rogatoir horen van 26 maart 2019 en het overzicht van de rekening-courant blijkt dat klager heeft aangegeven wanneer de afschrijvingen hebben plaatsgevonden en om welke bedragen het gaat. Zijn klacht is voldoende specifiek omschreven. Klager zal daarom alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.

In artikel 46, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde de beschikking heeft over een rekening-courant bij de inrichting. Op grond van die bepaling bestaat voor de directeur de verplichting zorg te dragen voor het behoorlijk laten verlopen van het betalingsverkeer met en van de gedetineerden (RSJ 29 oktober 2015, 15/2070/GA). Het overboeken van bedragen van of naar de rekening-courant van gedetineerden valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur en is beklagwaardig. De beroepscommissie is van oordeel dat het voorgaande met zich brengt dat de directeur ook verantwoordelijk is voor een correcte weergave van de bedragen als vermeld op het overzicht van de rekening-courant (RSJ 21 november 2014, 14/2120/GA).

Voor wat betreft de periode van 31 december 2018 tot 4 januari 2019 overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft in zijn klacht gemotiveerd gesteld welke bedragen in het overzicht rekening-courant niet juist zijn. De directeur heeft hier niet inhoudelijk op gereageerd en de standpunten van klager niet inhoudelijk weersproken. Daarom houdt de beroepscommissie het ervoor dat de door klager genoemde bedragen onjuist in het overzicht staan vermeld. De directeur heeft opgemerkt dat het overzicht rekening-courant afkomstig is van PI Krimpen aan de IJssel. Nu er in het overzicht ook inkomsten en uitgaven van klager staan over de periode waarin hij nog in de PI Alphen verbleef, gaat de beroepscommissie ervan uit dat het overzicht de inkomsten en uitgaven in beide PI’s beschrijft.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag en het beklag gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het ontstane ongemak. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €10,-. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €10,-.

Deze uitspraak is op 29 december 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.B. Oreel en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door            mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven