Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4116/GM, 26 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/4116/GM

    

           

Betreft [klager]

Datum 26 november 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers (voormalige) raadsman, mr. V. Poelmeijer, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hem onvoldoende adequate zorg wordt aangeboden en dat er nauwelijks aandacht is voor zijn psoriasis.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De klachten van klager zien op de zorg in de locatie Marwei (de beroepscommissie begrijpt: PI Leeuwarden) en de PI Lelystad. Klager is onheus bejegend door het medisch personeel. Klager is bekend met psoriasis en daar is onvoldoende medische aandacht voor geweest. Zijn klachten werden gebagatelliseerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager moest worden geplaatst in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De inrichtingsarts heeft verwezen naar het medisch dossier. Daaraan heeft hij niets toe te voegen.

 

3. De beoordeling

Verzoek om mondelinge toelichting

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Beroepstermijn

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend. Namens klager is op 30 juni 2019 beroep ingesteld. Het afschrift van de medisch adviseur is van 4 juni 2019. Hoewel de Pm daarin niet uitdrukkelijk voorziet, behoort ook in een procedure als deze de mogelijkheid te bestaan om ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet ontvankelijkverklaring achterwege te laten, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest (RSJ 9 april 2020, R-19/5014/GM).

Klager kan zich, zo volgt uit de reactie van de raadsman, niet exact herinneren wanneer hij de brief van de medisch adviseur heeft ontvangen. Klager is op 29 mei 2019 met spoed overgeplaatst naar het ziekenhuis. Klager is in de afgelopen periode herhaaldelijk overgeplaatst, waardoor hij zijn post veelal krijgt nagestuurd en niet tijdig krijgt uitgereikt. Volgens klager is het aannemelijk dat hij de brief van de medisch adviseur veel later heeft ontvangen. Klager heeft, toen hij de brief kreeg, direct met zijn raadsman contact gehad om beroep in te stellen.

Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden, is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De beroepscommissie zal het beroep dan ook inhoudelijk behandelen.

 

Reikwijdte beroep

De klachten van klager zien – blijkens de toegestuurde afschriften van beklagformulieren – op de periode april 2019 en mei 2019. Hij verbleef toen in de PI Leeuwarden. Het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur van 4 juni 2019 betreft eveneens de medische zorg in de PI Leeuwarden. De in het beroepschrift omschreven klachten over de medische zorg in de PI Lelystad zal de beroepscommissie buiten beschouwing laten, daar deze voor het eerst in beroep naar voren zijn gebracht. Deze klachten dateren – blijkens de toegestuurde afschriften van de beklagformulieren – van na 4 juni 2019, de datum van het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur.

 

Inhoudelijk

De beroepscommissie overweegt ten aanzien van de klacht met betrekking tot klagers psoriasis als volgt. Uit het (medisch) dossier volgt dat klagers problematiek vanaf zijn binnenkomst in de PI Leeuwarden serieus is genomen door de inrichtingsarts. Klager is doorverwezen naar de dermatoloog in het UMCG door wie hij eerder is behandeld. Voorts is er voor klager een afspraak gemaakt met de reumatoloog in het UMCG en heeft de inrichtingsarts telefonisch overleg gehad met de dermatoloog. Daarna is er een behandelvoorstel gedaan om klager te behandelen met UVB, in combinatie met dermovate zalf. Verder onderzoek bij klager is niet noodzakelijk geacht door de dermatoloog.

Dat klager op een onheuse en inadequate manier is behandeld, blijkt niet uit de stukken en is naar het oordeel van de beroepscommissie door klager niet onderbouwd. Het algemene beeld, op basis van het medisch dossier, is dat klager niet akkoord gaat met de aanpak van zijn medische problemen en dat hij daar zeer scherp op kan reageren of in het geheel niet in gesprek wil met de inrichtingsarts. Uit het medisch dossier volgt dat klager zeer beledigend kan zijn, zich niet coöperatief opstelt en dat zijn gedrag geen basis biedt voor een behandeling. Hierdoor is de behandelrelatie steeds meer onder druk komen te staan. Dat klager meer en een andere behandeling wil voor zijn klachten, terwijl daar in redelijkheid geen aanleiding voor is, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat klager onheus wordt bejegend.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de PM. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 26 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven